1652
Een der merkwaardigste verschijnselen uit den 11a;
oorlogstijd is de sterke uiteenzetting van de agrarische
wetgeving.
Diep heeft het oorlogsgebeuren met zijn revolutiom
naire nawerkingen ingegrepen in de verhoudingen van
grondbezit en grondbedrijf. De grootgrondbezitter werd
een bij uitstek hatelijke figuur, waartegen de verwoede
stormaanval van allerhande verbitterde machten werd
gericht. Die stormaanval is gelukt; buitengemeen radb
cale ingrijpende veranderingen in de agrarische verhou=
dingen heeft de revolutionnaire beweging gebracht.
Al bleven de Westelijke Staten niet geheel onberoerd
van het nieuwe gebeuren, toch moet niet hier het opera=
tieterrein van de agrarische revolutie worden gezocht.
Het oog moet worden gericht op de staten van Oost*
en MiddebEuropa; daar voltrok zich een radicale om;
mekeer.
Daar werd op eene uitgestrektheid van 5,8 millioen
vierkante kilometers, tellend 153 millioen inwoners,
vormende 59% van de oppervlakte met 34% der be*
volking van Europa, het grootgrondbezit zoo goed als
opgeheven.
Daar geschiedden vreemde dingen! Daar waren Staten,
als Estland en Letland, die zonder een cent schadever;
goeding de landerijen der grootgrondbezitters verbeurd
verklaarden, deze brachten aan den Staat, die door
nieuwe verdeeling den kleinen man huis en hof zocht
te bezorgen.
Weer anderen weg sloeg Finland in dat de macht van
het grootgrondbezit zocht te breken door den pachters
het recht te geven het door hen gepachte tegen lage
koopsom aan te koopen.
De verreweg meest gebruikelijke methode was die.
welke Polen, Roemenië, Griekenland, Bulgarije, Joego;
Slavië, Hongarije en Tsjecho=Slowakije toepasten. Daar
werd het particulier grondbezit tot een bepaalde grens,
niet overschrijdend de 80 of 100 H.A. intact gelaten en
het restant tegen zeer onvoldoende schadevergoeding
door den Staat onteigend.
Zoo raakte het met de heerlijkheid van het groot--