maAndelijksche MEDEDEELINGEN No. 140. FEBRUARI 1928. VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE BOERENLEENBANK TE EINDHOVEN Waarom dienen de Boerenleenbanken zich te onthouden van het geven van crediet aan middenstanders en werklieden? III. In vorige artikelen hebben wij uiteengezet, dat de Boerenleenbanken zich dienen te onthouden van het verleenen van crediet aan middenstanders, omdat het te dragen risico een ander is, en omdat de credietwaar= digheid van een middenstander veel moeilijker te be= oordeelen is, dan die van een landbouwer of tuinder. Eene verdere reden is, dat bij een middenstander het toezicht houden op het gebruik van het crediet veel meer moeilijkheden biedt. Wanneer een lanbouwer of tuinder crediet vraagt aan de Boerenleenbank, moet hij opgeven, waarvoor hij het crediet noodig heeft. Deze redenen kunnen velerlei zijn. Hij kan meer vee willen aanschaffen, of vee inkoopen voor de vetweierij; hij kan landbouwmachines wenschen aan te koopen; mogelijk heeft hij land bijgekocht en moet nu meer kunstmest en zaadgoed Hebben dan voor= heen; en zoo kunnen er nog wel een tiental meer redenen opgesomd worden, waarom hij geld kan leenen. Maar bij al deze gevallen is het niet moeilijk voor het Bestuur der Boerenleenbank om te controleeren, of het geld voor het gevraagde doel ook gebruikt wordt. Maar bij een middenstander, laat hij ambachtsman en vooral laat hij handelaar of winkelier zijn, is zulke

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1928 | | pagina 1