1633
6000.De boer ontving deze opzage, maar op den
dag, dat deze som moest betaald worden, hoorde de
geldschieter niets. Geen geld en geen bericht. Dit was
natuurlijk hoogst onverstandig van den man, want daar»
door maakt men den meest»goedgezinde baloorig. En dat
ondervond hij dan ook, want toen na eenigen tijd wach*
tens nog niets kwam, liet de particuliere geldschieter
beslag leggen op de onroerende goederen.
Nu werd de eerste»hypotheekhouder gedwongen de
boerderij te laten verkoopen, en zoodra het zoover ge»
komen was begreep eindelijk onze man welke onverstane
dige en dwaze daad hij gesteld had. Maar de kogel was
door de kerk, en de Notaris publiceerde in de couranten
en bij aanplakbiljetten, dat de boerderij zou verkocht
worden.
Goede raad was nu duur.
Wat ging de man, die eene goede boerderij had, aam
vangen?
De beide hypotheken zouden er, zelfs bij gedwongen
verkoop, goed uitkomen, maar dan zat de man met zijn
huisgezin zonder broodwinning.
Toen herinnerde zich de man, dat er in zijne gemeente
eene Boerenleenbank was. Tot nog toe had hij zich hier*
van niets aangetrokken. Hij was geen lid van de Bank,
want hij had ze niet noodig.
Het Bestuur van de Boerenleenbank had medelijden
met den dorpsgenoot, die een goed huisvader en ijverige
werker bleek, en verklaarde zich bereid, om zooveel mos
gelijk te helpen. Natuurlijk werd hij lid, omdat het
Bestuur toch alléén iemand die lid was, met raad en
daad zou kunnen bijstaan.
Het ging echter over grondcrediet en over een belang»
rijk bedrag, en daarom kon de plaatselijke Boerenleen»
bank zelve den man niet afdoende uit den brand helpen.
En toch, de zaak presseerde, want de dag voor den ver»
koop was reeds bepaald.
Het Bestuur van de plaatselijke Boerenleenbank was
zoo welwillend, om met haar nieuw lid naar de Centrale