1621
De bank blijft dan hetgeen normaal is in zuivere
relatie enkel en alleen met haar cliënt. En het dunkt
mij, dat de fiscus met een brief van de bank aan den
belastingplichtige zelf (op diens verzoek aan hem af*
gegeven) volop genoegen kan nemen."
Het antwoord van den Minister van Financiën op dit
punt luidde:
„De heer Fleskens heeft erop aangedrongen.... de
circulaire van 1920 aan de belastingambtenaren in her*
innering te brengen omtrent boekeninzage bij de banken.
(Dat) wil ik gaarne overwegen. Wat dit punt aangaat,
zijn wij het feitelijk eens; alleen is de vraag, of de ambte*
naren daaromtrent nog nader moeten worden geïn*
strueerd. Ook ik meen, dat boekeninzage alleen mag
geschieden, om den toestand van de bank zelf te weten,
maar niet om langs dien weg zich gegevens te verschaf
fen over den financieelen toestand der cliënten."
Dank zij het succes, door den heer Fleskens behaald,
meenen wij nu met grond te mogen verwachten, dat de
fiscus voorgoed van dezen omweg zal afzien. En wij
hebben hoop dat hij alle verdere pogingen op dit punt,
waardoor hij de Beheerders en Kassier der Boerenleen*
bank in conflict met hun statutaire ambtsgeheim dreigt
te brengen, zal staken.
Van den anderen kant achten wij het wel nuttig, te
verwijzen o.a. naar hetgeen wij in de „Mededeelingen"
No. 64 blz. 288 schreven aangaande het uitsluitend doel
van dit ambtsgeheim. Men onthoude er zich van, dit
ambtsgeheim speciaal als „ambtsgeheim tegenover be*
lastingambtenaren" uit te stallen op Algemeeen Verga*
dering of in particuliere gesprekken, waardoor toenter*
tijd de billijke verontwaardiging van een Inspecteur der
belastingen was opgewekt. Wij gelooven wel niet, dat
zulks buiten dien keer nog éénmaal is voorgekomen en
wij zijn ervan overtuigd, dat in het algemeen bij onze
banken op dit punt juiste begrippen heerschen, maar
wij vestigen er toch nog eens de aandacht op, om vol*
strekt elke herhaling te voorkomen. Want één misvat*