MAANDELIJKSCHE MEDEDEELINGEN No. 137. NOVEMBER-/1927. VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE BOERENLEENBANK TE EINDHOVEN Waarom dienen de Boerenleenbanken zich te onthouden van het geven van crediet aan middenstanders en werklieden? Bij de oprichting der boerenleenbanken in ons land stond het vast bij allen, die destijds bij de vaststelling van de statuten en van de werking der boerenleenbank ken waren betrokken, dat de boerenleenbanken moesten dienen voor de boeren, en dat er geen sprake van kon zijn, dat deze tegelijkertijd ook middenstandsbanken zouden mogen worden. Wel heerschte er destijds verschil van gevoelen over de vraag, of de enkele ambachtslui en kleine winkeliers, die te midden en voor de boerenbevolking leefden, crediet zouden mogen ontvangen; het ging hierbij dus enkel over enkele procenten van het aantal „boeren" en voor die klas van personen, die hun werkkring onder de boerenbevolking uitoefenden. Dit geschilpunt werd door de Algemeene Vergadering van de Centrale Boes renleenbank te Eindhoven aan het oordeel eener Com= missie onderworpen, en in de Algemeene Vergadering van 7 Mei 1903 werd de conclusie dezer Commissie medegedeeld, die als volgt luidde: „uitsluiting van nietdandbouwers wordt bij onze „locale banken gebiedend gevorderd." Deze conclusie werd met algemeene stemmen aange* nomen, en sinds dien is deze kwestie zelfs nooit meer in eene Algemeene Vergadering ter sprake gebracht.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1927 | | pagina 1