1572
er nog coöperaties, die om uiteenloopende redenen op
zich zelf zijn en willen blijven staan. Dit geldt onder
meer ook voor eenige weinig omvangrijke zuivebfabries
ken, terwijl buiten deze een 30=tal in NoordsHolland
een eigen bond hebben gevormd.
Wat nu de ontstaansreden van het totaalaantal van
ongeveer 5000 coöperaties op het einde van 1925 bes
treft, deze is, het spreekt wel van zelf, gelegen voor
eerst in het inzicht, dat „eendracht maakt macht" en
in de daaraan naverwante gedachte, uitgedrukt door het
woord: „Een voor allen en allen voor één." Op dien
grondslag is getracht en inderdaad ook bereikt, eigen
stoffelijke belangen van zeer verschillenden aard in
eigen handen te nemen en vooral daarin stevig te bes
houden, en dat is met vrijwel gestadig klimmend sucs
ces gebeurd, zooals de gang der ontwikkeling zoo trefs
fend en duidelijk doet zien.
Voorts bestond en bestaat de overtuiging en het uits
zicht, zij het ook lang niet algemeen genoeg, dat zij in
hun verdere ontwikkeling alleen dat hebben kunnen
worden, beteekenen en bereiken, wat de leden ervan
hebben gemaakt door gestadig betoon van de vers
eischte zedelijke eigenschappen cn krachten van trouw
en steunende belangstelling jegens hun vereeniging;
oogsten zonder ploegen en zaaien bestaat ook bij de
Coöperatie niet. De coöperatieve vorm op zichzelf is
niet de hoofdzaak en daar zit het 'em niet in, zij is
vrijwel een leege dop en coöperatie is derhalve geen
tooverformule, zij kan noch wil een onvoorwaardelijke
heilsleuze zijn. Er moet inhoud in komen, vooral in de
richting van het „één voor allen" ;van het omgekeerde
is gebleken, dat het veel minder aansporing vereischt
en aan de waardeering en liefde daarvoor is geen tes
kort, ontvangen is aangenamer dan geven, denkt men;
maar als er teveel aan ontvangen gedacht wordt, dan is
dit heel leelijk en menigmaal op den ondergang der vers
eeniging uitgeloopen.
Nu een en ander omtrent de hoofdgroepen met afges
ronde opgaven van het aantal hunner coöperaties; zij
omvatten de navolgende aantallen: