1577 en Eindhoven zich uitstrekkende over pl.m. 1250 plaatselijke banken, moeten zijn afgeloopen. Wat nu betreft het aantal en het ledental der banken, in de drie laatst bekende jaren, blijkt het volgende: 1923 691 1924 694 1925 710a 512 512 537 1203 1202 bi 1247 bil 106 117.4 124.3 61.5 63.2 66.5 167.5 180.6 190.8 Ter voorkoming van misverstand zij hierbij aangetee* kend, dat: in a begrepen zijn 9 coöp. boerenhandelsvers eenigingen en 2 zuivelbanken. De vrij groote toeneming van b I op b II is het gevolg van het eindigen der Centrale Landbouwbank te Alks maar; 1923 was haar laatste bedrijfsjaar; in den loop van '24 werd zij geliquideerd en van de 45 daarbij aam gesloten banken ging het meerendeel over naar Eind* hoven; eenige zijn vermoedelijk geheel opgeheven. 1923 205.6 122 327.6 1924 218.5 1925 238.2 122.3 130.6 340.8 368.8 188.1 99.3 287.4 210.2 98.5 308.7 234.3 108.5 342.8 Voor Alkmaar waren die opgaven over 1923: resp. 13 en 7.4. In deze en in de onder volgende gegevens omtrent de bedrijfsuitkomsten zijn niet begrepen die van de twee zuivelbanken voormeld. 1923 1924 1925 52.2 33 85.2 58.4 33.4 91.8 63.5 35.5 99 92.2 41.2 133.4 104.7 41.5 146.2 117 43.4 160.4 Banken Utrecht. Eindhoven. Totaal. Leden in duizendtallen Utrecht. Eindhoven. Totaal. Spaar- en depositoboekjes in duizendtallen. Utrecht. Eindhoven. Totaal. der spaargelden in millioenen guldens. Utrecht. Eindhoven. Totaal. Aantal voorschotten (voorschotten) in duizendtallen. Utrecht. Eindhoven. Totaal. Bedrag der voorschotten in millioenen guldens. Utrecht. Eindhoven. Totaal.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1927 | | pagina 13