1540 Een combinatie van het Middenstandscredietbedrijf met het landbouwcredietbedrijf moge wenschelijk wor* den geacht, de Regeering is niet bij machte die com< binatie te forceeren, zoodat op dit punt de verdere ont* wikkeling van zaken zal moeten worden afgewacht. Bij de behandeling van dit Wetsvoorstel in de Ver* gadering van dé Tweede Kamer, zeide de heer Fleskens: Mijnheer de Voorzitter! Naar aanleiding van het wetsontwerp, dat thans aan de orde is, wensch ik slechts een paar losse opmerkingen te plaatsen. En dan wil ik beginnen met te zeggen, dat het mij eenigermate heeft verbaasd, dat de Minister, die vroeger zelfs, al was het slechts voor korten tijd, de portefeuille voor Landbouw beheerde, een pasage in het rapport der com* missie tot de zijne heeft kunnen maken, waarin wordt gesproken over den landbouwenden middenstand en de voorziening in deszelfs credietbehoeften, waardoor de indruk wordt gewekt, als zou de Centrale Midden* standscredietbank eigenlijk tot taak moeten hebben, ook te gaan zorgen voor de boeren en tuinders, die wel met niet weinig verbazing zullen vernomen hebben, dat zij in Regeeringskringen tot den middenstand gerekend worden. Deed de Memorie van Toelichting vermoeden, dat het bestaan van het bloeiende Landbouwcrediet* wezen, met zijn meer dan 1260 plaatselijke boerenleen* banken, vereenigd in twee sterke centrale banken, dezen oud*Minister van Landbouw voor een oogen* blik was ontgaan, in de Kamer zelf blijkt men hiervan wel op de hoogte te zijn geweest, getuige de in meer dan één opzicht merkwaardige opmerkingen in het Vocrloopig Verslag. Ook in de Memorie van Antwoord wijdt de Minister een enkel sober woord aan dit instituut, dat zoo enorm heeft bijgedragen en nog bij* draagt tot bevordering der volkswelvaart in het alge* meen en tot den bloei van den land* en tuinbouw in het bijzonder. De woorden, die in het Voorloopig Verslag aan de boerenleenbanken werden gewijd, zijn werkelijk te

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1927 | | pagina 8