Toelichting tot de Statutenwijziging der Boerenleen
banken, opgericht volgens de wet van 1855.
Artikel 6 lid 3.
De bepaling van dit artikel dient, om te voorkomen,
dat de genoemde functionarissen, die als zoodanig ge
kozen en ontslagen worden door de Algemeene Vers
gadering, inmiddels door het Bestuur ingevolge artikel 9
der Statuten uit het lidmaatschap der Bank zouden kun*
nen worden ontzet. Hierdoor toch zou vanzelf een einde
moeten komen aan het ambt, waarvoor het lidmaats
schap is vereischt, zonder dat de Algemeene Vergades
ring er vooraf over heeft beslist en dat, terwijl aan haai
de beslissing over ontslag uit de functie geheel is voors
behouden. Vandaar dat ten aanzien van de genoemde
functionarissen ook de eventueele ontzetting uit het
lidmaatschap aan de Algemeene Vergadering moest
blijven voorbehouden.
Dit voorbehoud nu geldt niet meer den Kassier, als
zijn benoeming en ontslag niet meer aan de Algemeene
Vergadering maar aan het Bestuur zijn opgedragen.
Daarom moeten de woorden „en de Kassier" vervallen.
Artikel 7 lid 3. 3°.
De practijk heeft aangetoond, dat de redactie eenigss
zins diende gewijzigd te worden, om de oorspronkelijke
bedoeling duidelijker tot uitdrukking te brengen.
BIJLAGE II. Bijlage, behooreode bij de Maande^
lijksche Mededeelingen der Coöp.
Centrale Boerenleenbank te
Eindhoven, no. 133, Juli 1927.