Wijzigingen voor de statuten der Boerenleenban ken opgericht volgens de wet van 22 April 1855. Artikel 6 lid 3. De woorden „en de Kassier kunnen" worden vers vangen door „kan". Artikel 7 lid 3. 3° komt te luiden als volgt: Verplichting tot betaling van zijn aandeel in het vers liessaldo der Boerenleenbank tot en met het boekjaar, waarin of waarmede zijn lidmaatschap is geëindigd, zooals dat verliessaldo bindend zal worden vastgesteld door de Algemeene Vergadering bij de goedkeuring van de balans, opgemaakt per het einde van het boekjaar waarin of waarmede het lidmaatschap is geëindigd. Het bedrag van dit aandeel wordt verkregen door het vers liessaldo te deelen door het aantal leden op het einde van het boekjaar, vermeerderd met het aantal dergenen, wier lidmaatschap in den loop van dat boekjaar is geëindigd. Artikel 12 komt te luiden als volgt: 1. Indien bij de gerechtelijke of buitengerechtelijke vereffening van den boedel der Boerenleenbank blijkt, dat hare goederen ontoereikend zijn om aan hare vers bintenissen te voldoen, zijn zij, die bij de ontbinding leden waren of minder dan een jaar tevoren hebben opgehouden leden te zijn, tot dekking van het tekort, hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk. 2. In het geval bij het voorgaande lid bedoeld, wors den de bedragen, uit hoofde van het bepaalde bij artikel BIJLAGE I. Bijlage, behoorende bij de Maande- lijksche Mededeelingen der Coöp. Centrale Boerenleenbank te Eindhoven no. 133 Juli 1927.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1927 | | pagina 17