1542
leiden. Welnu, bij de boerenleenbanken, die plaatselijk
werken, onder beproefde leiding en deskundig toezicht,
is de credietverleeniging, het groote object, dat bij
risicobeoordeeling van belang is zoodanig geregeld,
dat zoowel theoretisch als practisch bijna geen risico's
worden geloopen. Er wordt alleen uitgeleend aan
credietwaardige personen in den land* en tuinbouw, en
wel tegen solide zakelijke of persoonlijke zekerheid*
stelling. Blanco*kredieten zijn verboden en ook onbe*
kend. De practijk van een dertigtal jaren heeft dan
ook aangetoond, dat er slechts zeer sporadisch verliezen
worden geleden, en dan nog van zeer geringe beteekenis.
Gevaar, dat er riskante zaken worden ondernomen,
is ook al daarom uitgesloten, wijl de beheerders allen
persoonlijk onbeperkt aansprakelijk zijn, en geenerlei
belang hebben bij het maken van groote winstmarges,
doordat men bij de boerenleenbanken geen tantièmes,
in welken vorm dan ook, en zelfs geen salarissen voor
de beheerders kent. De gemaakte winsten moeten zoo
goed als geheel aan de reserve worden toegevoegd.
Omdat de organisatie aldus is opgebouwd, is de on=
beperkte aansprakelijkheid als grondslag te aanvaarden.
Zou men andere risico's in casu middenstandsrisico's
op zich nemen, die uit den aard der zaak meer gevaar
opleveren dan die, aan landbouwuitleeningen verbon*
den, dan zou, naar mijn meening, de grondslag der
onbeperkte aansprakelijkheid moeten verlaten worden.
En daarmede zou de reden, waarom de boerenleen*
banken alom in den lande terecht zoo groot vertrouwen
genieten, dat zij een 400 millioen gelden beheeren, wor*
den weggenomen.
Het zal dus wel duidelijk zijn, mijnheer de Voorzitter,
dat het landbouwcrediet principieel afwijzend moet
staan tegenover elke poging, al wordt zij nog zoo
schuchter gedaan, tot fusie met andere groepen van
credietorganisaties.
Er zijn nog verschillende andere redenen, die tegen
de gedachte fusie pleiten, doch ik wil niet langer de
aandacht dezer vergadering daarvoor vragen, omdat