1513 :zijn; daarop moe thet streven en werken van ons allen zonder uitzondering zijn gericht, teneinde met en door deze leuze mede te mogen beleven het heerlijke resub taat, dat onze Centrale Bank in de rij der organisaties van het boeremvereenigingsleven met glans en eere de eerste plaats inneemt. Er zijn nog andere cijfers, die het zijn nut kan hebben, op deze vergadering even naar voren te brengen; de ge; zamenlijke reserves bij onze plaastelijke banken, die per 31 December 1924 ruim 31/2 millioen bedroegen, waren per 31 December 1925 gestegen tot bijna 4 millioen en wij kunnen veilig aannemen, dat per 31 December 1926 de 4 millioen reeds ver overschreden zijn. Dat wil dus zeggen, dat onze organisatie als geheel, Centrale en plaatselijke banken samengenomen, beschikken over reserves, die de negen millioen reeds aanmerkelijk over; schrijden; over een aandeelenkapitaal plus aanspraken lijkheidsfonds bij de Centrale ten bedrage van ruim 4'b millioen, terwijl de onbeperkte aansprakelijkheid der leden onzer Banken de finantieele positie onzer organisatie opvoert tot een hoogte, die door geen enkele andere Bankinstelling hier te lande geëvenaard wordt. Het zijn inderdaad cijfers, mijn heeren, die tot groote tevredenheid en tot groote dankbaarheid stemmen. Maar toch acht ik het mijn plicht, opgelegd door de groote verantwoordelijkheid mijner positie als President van het Bestuur, er op te wijzen en met den meesten aandrang er op te wijzen, dat wij er nog lang niet zijn. Onze Banken zullen er op bedacht moeten blijven, dat onze reserves nog veel grooter moeten worden. Wij moe; ten ervoor zorgen, dat ze steeds in omvang toenemen en van zulke beteekenis worden, dat de buitenstaanders, die, alhoewel het wezen van het landbouwerscrediet niet kennende, toch meenen gerechtigd te zijn, om daarop critiek uit te oefenen, alleen al bij het zien onzer reser; ves zich genoodzaakt zien, zich zeiven het zwijgen op te leggen, en daardoor de groote soliditeit en de enorme kracht van het landbouwcredietwezen stilzwijgend te erkennen. Wij zijn zeer zeker op den goeden weg, doch wij moeten tevens bedenken, dat wij niet halverwege

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1927 | | pagina 5