1492
heeft ten opzichte van verschillende andere besluiten
van het Bestuur n.1. al of niet goedkeuring te verleenen
Den Raad van Toezicht bij de benoeming zelf in eerste
instantie bevoegdheden te geven, achtte de Commissie
niet juist en niet strookend met de algemeene taak van
den Raad van Toezicht, die een zekere controle op het
Bestuur bedoelt te zijn.
Daarenboven werd het noodig geoordeeld, om het
Bestuur der Centrale Bank in laatste instantie de mach
te geven, om de gedane benoeming al dan niet te be
krachtigen, teneinde aldus een geheel buiten alle partijen
staanden deskundigen en zeker onbevooroordeelden
derde te hebben, die dan zoo noodig met ernstige be
zwaren van minderheden rekening kan houden. Want
zouden er gewichtige bezwaren zijn tegen iemand, die
zich als candidaat voor het kassiersambt heeft aange
meld, dan zullen de leden die bezwaren wel aan een o
ander lid van Bestuur of Raad van Toezicht kenbaar
maken; deelt dit lid de bezwaren en zou toch, ondanks
diens tegenstemmen, de bedoelde persoon tot Kassier
benoemd worden, dan zal de tegenstemmer zijne be
zwaren bij het Bestuur der Centrale Boerenleenbank
kunnen indienen en dan zal een onpartijdig onderzoek
niet uitblijven.
In het geval dat verschil van gevoelen tusschen Be
stuur en Raad van Toezicht betreffende de kassiers
benoeming zich zou uiten in een weigering van den Raad
van Toezicht om de gedane benoeming goed te keuren,
verdient het aanbeveling, ter vermijding van blijvende
verdeeldheid en zoo mogelijk en noodig ter oplossing
van het verschil, een onpartijdigen derde de beoordeeling
en beslissing op te dragen.
Het Bestuur der Centrale Bank is hiervoor wel het
aangewezen lichaam. Indien dus het plaatselijke Bestuur
de afwijzende beschikking van den Raad van Toezicht
niet juist acht en zich daarmede niet kan vereenigen en
men ook niet ter plaatse tot een oplossing kan komen,
heeft dit het recht bij het Bestuur der Centrale Bank in
beroep te gaan. Dit zal de kwestie onderzoeken en ten