1488
van het werk en de groei der Banken brachten vanze f
vermeerdering van salaris mede, waardoor het kassiers*
ambt met den dag begeerenswaardiger werd. Niet zelden
gebeurde het dan, dat er bij de periodieke aftreding
eensklaps meer liefhebbers bleken te zijn dan wensche*
lijk was, en dat dan soms een oude getrouwe, die in de
magere jaren voor weinig geld de Bank in echte sociale
opvatting van zijn taak uitstekend had gediend, aan den
dijk dreigde te worden gezet.
Ook kwam het voor, dat Kassiers, die hun soms min*
der dankbare taak zeer goed vervulden, niet gelijke waar*
deering ondervonden van de zijde der Algemeene Ver*
gadering, tegen sommigen van wier leden zij gedwongen
waren geweest krachtens hun ambtsplicht op te treden,
zoodat hun positie min of meer wankel werd. Aan de
blijvende goede behartiging hunner taak kwam dit soms
niet ten goede.
Vervolgens bleek het herhaaldelijk voor te komen, met
het toenemen van den omvang der Bank, dat vaak de
Algemeene Vergadering iemand als Kassier benoemde
of herbenoemde, die niet of niet meer voor het werk
berekend was. Het Bestuur, dat in eerste instantie voor
de verantwoordelijkheid van het beheer stond, zag zich
op die wijze meer dan eens een niet gewenschte mede*
werking opgedrongen, waardoor de goede verstandhou*
ding in den boezem van het college der beheerders dtr
Bank niet alleen leed, maar ook de belangen der Boeren*
leenbank zelf werden geschaad. En erger werd dit ais
het Bestuur aldus werd opgescheept met een Kassier,
die tegen zijn taak als zoodanig niet was opgewassen.
Het dragen van de verantwoordelijkheid van de niet*
bezoldigde bestuurders werd daardoor vaak aanmerke*
lijk en noodeloos verzwaard. Zoo ontwikkelde zich van*
zelf de gedachte, dat de kassiersbenoeming diende te
kunnen geschieden door het Bestuur. De Kassier im*
mers wordt door de Statuten gedacht als de technische
helper van het Bestuur en uitvoerder van zijn besluiten.
Wat ligt er dus meer voor de hand, dan dat het Bestuur
zelf zijn helper kiest. Hoe meer de zaken der Bank zich
