1503 Mr. V. G. G. M. Dubois, Directeur der Coöp. Centrale Boerenleenbank. H. Verbeeten, Hoofdinspecteur der Coöp. Centrale Boerenleenbank. De Commissieleden kwamen tweemaal in vergadering bijeen. De Commissie is uitgegaan van het standpunt: dat de salarieering van de Kassiers bij de plaatselijke Boeren* leenbanken zoodanig moet zijn, dat daarin een voldoen* de belooning moet zijn gelegen voor hun werk. Excessen, zoowel in de richting van teveel als in die van te weinig salaris, moeten worden voorkomen. Daarbij moet er op gelet worden, dat de kassiersfunctie wordt vervuld niet als hoofdbetrekking enkele zeer weinige uitzonderin* gen van groote Banken daargelaten maar als neven* betrekking, en dat bij het overgrootste deel der Banken de werkzaamheden dan ook niet van dien aard zijn, dat zij den geheelen persoon opeischen. Wel zijn er naast den aan het werk te besteden tijd nog andere factoren, die moeten meetellen bij de vaststelling van wat als salaris billijk is te achten. Zoo dient de regeling rekening te houden, behalve met den omvang van het werk, met de verantwoordelijkheid, die de Kassier draagt, met het al of niet houden van het kantoor aan huis en het dien* tengevolge beschikbaar stellen van een vertrek met vuur en licht; maar ook met de wijze van behartiging van zaken door den Kassier en ten slotte met de draagkracht der Bank. De tegenwoordig geldende maatstaf blijkt niet overal voldoende te worden geacht, getuige het feit, dat ver* schillende Banken het oirbaar achtten daarnaast nog een extra*vergoeding toe te kennen voor kantoorhuur, vuur en licht; terwijl ook door de vorige Commissie, die de kwestie der kassierssalarissen behandelde, geadviseerd werd tot 25% boven den geldenden maatstaf te gaan, wanneer de Kassier zijn werk tot volle tevredenheid vervult. Uitgangspunt.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1927 | | pagina 19