1495 Voorgesteld wordt dit te regelen als volgt: Zoodra de schorsing heeft plaats gehad, moet onverwijld door het Bestuur voorzien worden in voorloopige vervanging van den Kassier en van een en ander kennis worden gegeven aan den Raad van Toezicht der plaatselijke en aan het Bestuur der Centrale Bank. Daarna wordt direct het onderzoek naar de feiten, welke het Bestuur als reden voor ontslag vermoedt, in* gesteld welk onderzoek wel doorgaans in overleg en samenwerking met de Centrale Bank zal plaats heb* ben en zoo spoedig mogelijk door het Bestuur der plaatselijke Bank een beslissing genomen, of de Kassier zal worden ontslagen dan wel (natuurlijk met opheffing der schorsing) gehandhaafd wordt. Om te voorkomen, dat de schorsing onredelijk lang wordt gerekt en van den anderen kant rekening te hou* den met bijzondere omstandigheden, welke het eind* oordeel kunnen vertragen, wordt de termijn der schor* sing gesteld op drie maanden. Het spreekt vanzelf dat meestal de beslissing veel eerder zal vallen. Het Bestuur is verplicht binnen die 3 maanden een beslissing te nemen, tenzij er termen worden gevonden om het schorsingsbesluit telkens met 1 maand te ver* lengen. Dit laatste zou b.v. noodig kunnen zijn, als er een justitieel onderzoek zou moeten plaats vinden, dat binnen den termijn van drie maanden nog niet tot een oplossing zou hebben geleid. Alsdan moet er gelegenheid opengelaten worden om de schorsing te laten voort* duren, teneinde eventueel mogelijk te maken, dat de Kassier bij gebleken onschuld in zijn functie wordt her* steld. Besluit het Bestuur na de schorsing tot ontslag, dan krijgen Raad van Toezicht en de Centrale Bank vanzelf te beoordeelen, of zij aan dit ontslag al dan niet hunne goedkeuring kunnen hechten. Voor het geven van ontslag aan den Kassier achtte men allereerst dezelfde regeling noodig als voor de be* noeming geldt. Een besluit tot ontslag, genomen door D. Ontslag.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1927 | | pagina 11