1393
te laten teekenen in tegenwoordigheid van den Kassier
of een of meer der Beheerders van de Boerenleenbank
en behalve bij kwitanties hiervan te doen blijken
door de onderteekening der desbetreffende verklaring
door hem of hen, in wier tegenwoordigheid de onder=
teekening der akte is geschied.
Het spreekt vanzelf, dat voor dit toezicht geen pers
sonen moeten worden aangewezen althans niet uits
sluitend die rechtstreeks bij de handeling of overs
eenkomst zijn betrokken. Bijvoorbeeld een Bestuurslid,
die als voorschotnemer optreedt, is niet de aangewezen
persoon, in wiens uitsluitende tegenwoordigheid de bors
gen teekenen moeten en die de desbetreffende vers
klaring teekent. Zoo ook niet de Kassier, indien het
betreft de onderteekening van zijn borgtocht door de
borgen. Want als er ooit twijfel geopperd werd aans
gaande de echtheid der onderteekening, dan zou de vers
verklaring van iemand, die bij de kwestie zoo sterk ges
interesseerd is als genoemde personen in dat geval,
slechts gering effect hebben. De onderteekening moet
dan derhalve geschieden in tgeenwoordigheid van een
ander der beheerders.
Na het voorafgaande behoeft zeker niet te worden
aangetoond, dat een kwitantie of akte (in het algemeen
een schriftelijk bewijsstuk) van nul en geener waarde
zou zijn, indien bleek, dat de handteekening van den
betrokken persoon valsch was. Zou ooit van een ders
gelijke handeling naar buiten blijken, dan zou niet alleen
het bewijsstuk nietig zijn en aan de reputatie van de
Boerenleenbank een gevoeligen klap zijn gegeven, maar
bovendien zou de dader vervolgd kunnen worden
wegens valschheid in geschrifte.
III. Als gemachtigde voor een spaarder of rekenings
houder teekene nimmer (ook niet voor een vereeniging)
de Kassier of een bestuurslid of lid van den Raad van
Toezicht der Bank. Te licht kan zulks leiden tot moeis
lijkheden, zooals ook gebleken is. Gemachtigden moes
ten geheel staan buiten de beheerders der Bank.
IV. Vervolgens moet erop worden toegezien, dat de