1392 bintenis worden aangesproken. Er behoeft dan niet altijd reden te zijn, om aan de goede trouw der tegen» partij te twijfelen, als het tot moeilijkheden en tot rechtszaken komt. Wat echter wel zeker is, is dit, dat, als men een procedure wil voorkomen en moeilijkheden ontgaan, het schriftelijk bewijs en met name de onderteekening zoo deugdelijk moet zijn, dat zij ook in de oogen der tegenpartij een gerechtelijk onderzoek met glans zou doorstaan. Derhalve: met dezelfde nauwkeurigheid waarmede men een schriftelijk bewijs vraagt, moet men erop let» ten, dat de ofiderteekening goed is. In verband met het groot belang aan een juiste onder» teekening toe te kennen, moet daarom met groote nauw» keurigheid op het volgende worden gelet. De ervaring heeft ons geleerd, dat het noodig is hierop nog eens speciaal de aandacht te vestigen. I. De onderteekening moet geschieden door den per» soon zelf, die rechtstreeks bij de handeling betrokken is en met zijn eigen handteekening. In het geval, dat iemand door een spaarder gemachtigd is, om voor hem gelden in ontvangst te nemen en kwitanties te teekenen, moet, indien de gemachtigde metterdaad de gelden ont» vangt ,hij ook zelf als ontvanger de kwitantie teekenen. Hij is rechtstreeks bij de uitbetaling betrokken; hij ont» vangt; hij moet derhalve voor de ontvangst kwijting geven. Het is dan ook onjuist (feitelijk valschheid in geschrifte!!), dat hij zooals hier en daar te goeder» trouw geschiedde - teekent met den naam van den spaardersvolmachtgever. Neen, hij moet met zijn eigen handteekening de kwitantie teekenen. Wél verdient het de voorkeur, dat hij om van zijn hoedanigheid als gevolmachtigde te doen blijken en voor de duidelijkheid boven zijn eigen handteekening schrijft: „Per order met den naam van den spaarder»volmachtgever. Doch zijn eigen naam (handteekening) schrijft hij daaronder. II. Vervolgens houde men vast aan het gebruik, om

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1926 | | pagina 8