1387 vervroegde aflossing. En nu 2waardoor hij over dat jaar 87ü% moest betalen. En nu hij de leening van 61/2% ging aflossen en eene nieuwe nam van 5x/4%, nu kon hij bij de Boeren* hypotheekbank klaar komen voor 43/4%. Onbegrijpelijk, dat in onzen tijd zoo iets nog mogelijk is, voornamelijk waar wij veilig kunnen veronderstel* len, dat een huis met land ter grootte van 2.64.50 H.A. voldoende onderpand zou bieden voor eene leening bij de Boerenhypotheekbank. Wanneer wij bovenstaand feit beschouwen, dan mag men wel eens de vraag stellen, hoe het met de land* bouwers en tuinders zou gesteld zijn, indien er geen instellingen waren van landbouwcrediet, zooals Boe* renleenbanken en Boerenhypotheekbank? Op de eerste plaats zouden zeer velen geen crediet of voorschotten kunnen krijgen, omdat zij geen onder* pand konden stellen, en de voorwaarden zouden uiterst bezwaarlijk zijn, evenals voorheen, toen crediet. gegeven werd door kooplieden en winkeliers, met de afhanke* lijkheid op velerlei gebied als gevolg. Maar uit bovenstaand feit zien we tevens, hoe duur de boer en tuinder zou moeten leenen, zelfs als hij deugdelijk onderpand kon aanbieden. En dan kwam de man, van wien wij boven verhaalden, nog terecht bij eene gunstig bekende Elypotheekbank; wat zou het wezen, indien hij in handen gevallen was van obscure instellingen, zooals er ook thans nog zoovele zijn. Bij de Hypotheekbank moest de man betalen ó1/2, terwijl bij de Boerenhypotheekbank 53/4 gevraagd werd, en voor bedragen boven 10.000 51U%\ in ieder geval 1 rente hooger. Denkt men er wel aan, wat dat voor onze Nederlandsche landbouwers beteekent? Einde 1924 hadden de gezamenlijke Boerenleenban* ken in Nederland en de Boerenhypotheekbank aan credieten uitstaan nagenoeg 250 millioen gulden; 1°/o verschil wat een zeer matige berekening is, als men de debet*rente bij de commercieele banken beschouwt

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1926 | | pagina 3