1338 sonen tijdelijk geholpen te hebben, indien de Boeren? leenbank zelf tengevolge van zulke verkeerd geplaatste hulp ernstige schade leed en het doel der tijdelijke hulp niet bereikt werd. Met name zal er dus nu meer nog dan ooit op moeten worden toegezien, dat alleen hulp verleend wordt aan inderdaad credietwaardige boeren en tuinders tegen absoluut solide zekerheid, in dit verband wijzen wij erop, dat goed moet nagegaan worden, of er geen per? sonen zijn, die te zwaar belast worden of dit reeds zijn, door hen aan te nemen als borgen voor meerdere voor? schotnemers, vooral indien zij zelf ook een voorschot van de Boerenleenbank ontvangen hebben. Bovendien moet men zich strikt bepalen tot het geven van kortloopende bedrijfscredieten en voorschotten en? kei en alleen ten behoeven van landen tuinbouw. Voor een en ander verwijzen wij U naar de „Mede? deelingen" van Maart 1923 nr. 81 blz. 570 (betreffende borgstelling) en van Juni 1926 nr. 120 blz. 1298. Wij vertrouwen, dat U de hiervoor vermelde aan? wijzigingen, uitsluitend gegeven in het belang Uwer Boerenleenbank, in de vergadering van Bestuur en Raad van Toezicht zult willen behandelen. Hoogachtend, Coöp. Centrale Boerenleenbank. Het Bestuur, A. N. FLESKENS, Voorzitter. Mr. V. G. G. M. DUBOIS, Secr. EINDHOVEN, September 1926.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1926 | | pagina 2