1348
Er kunnen zich verschillende gevallen voordoen:
a) de arbeider heeft een plaatsje op het oog, dat
hij van een particulier in eigendom kan verkrijgen:
b) de arbeider heeft een plaatsje op het oog, toebe*
hoorend aan de gemeente;
c) de arbeider kan geen plaatsje aanwijzen doch
alleen den grond, waarop hij bouwen wil, en dien hij
van een ander kan aankoopen. (Het wordt als een om
verstandige bepaling der wet beschouwd, dat de arbei*
der niet reeds eigenaar mag zijn van den grond, waarop
hij bouwen wil. Iemand, die 1000,in geld heeft, zal
onder de wet vallen; die een stukje land heeft, en geen
geld, zal de wet niet kunnen inroepen. Aan dit bezwaar
is tegemoet te komen door te zorgen, dat, tijdens de
behandeling der aanvraag, het perceel niet ten name
van den aanvrager staat, hetgeen een gemakkelijk te
vervullen formaliteit is);
d) de arbeider weet noch het een noch het ander
aan te wijzen, doch verlangt eenvoudig een plaatsje.
In de genoemde gevallen moet hij zich wenden tot
Burgemeester en Wethouders.
In het geval sub a) zal hem het benoodigd kapitaal
tot aankoop van gemeentewege worden verstrekt.
In het geval sub b) kan de gemeente het beoogd plaats*
je in eigendom afstaan, doch ze kan het, behoudens be*
roep door den aanvrager bij Gedeputeerde Staten, ook
weigeren, maar is dan verplicht een ander plaatsje ter
beschikking te stellen of het noodige crediet te ver*
leenen voor de stichting van dat andere.
In het geval sub c) zal hem het noodige crediet wor*
den verschaft voor aankoop van den grond en de stich*
ting daarop van zijn woning.
In het geval sub d) geschiedt de aanwijzing van een
plaatsje door Burgemeester en Wethouders, en verstrek*
ken zij het geld tot aankoop van den grond, indien de
gemeente niet eigenaresse is, en tot stichting der woning.
Is de gemeente eigenaresse van den voor den bouw
en 'beakkering noodigen grond dan is natuurlijk ver*
strekking van kapitaal voor woningbouw voldoende,