1328 opgemaakt, en men begint te overleggen op welke wijze men deze het best hiertoe zal overhalen. Persoonlijk bezoek is steeds het meest gewenscht. En de leden van Bestuur en van Raad van Toezicht en de Kassier kunnen dan onderling verdeelen wie zij bezoe* ken zullen. Indien telken jare op deze wijze gehandeld wordt, dan twijfelen wij er niet aan, of vele Boerenleen* banken zullen zoowel aan ledental als aan gehalte der leden winnen, wat aan de innerlijke kracht ongetwijfeld ten goede zal komen. Is het nemen van crediet een schande voor de Boeren Men mag wel aannemen, dat er nog maar weinigen zijn, die bezwaar hebben tegen het nemen van crediet, als zij er voordeel in zien. Toch blijkt het ons, dat zulks nog voorkomt, en daarom nemen wij onderstaand artikel over uit den (Belgischen) Boer: Het zou niet meer mogen gebeuren, wat wij laatst hoorden, dat een boer een hoeve van 200.000 fr„ die hij noodig had om zijn bedrijf te vergrooten, daar zijn kinderen groot werden, en hij ze alle bij zich wilde houden, niet durfde aankoopen, omdat hij maar over 100.000 fr. beschikte. Toen hem aangeraden werd de overige 100.000 fr. te ontleenen, mits de hoeve te ver* panden, trok hij verontwaardigde oogen, en antwoordde beslist: alles van mij, of niets van mij. Wij antwoorden even beslist: die boer heeft groot ongelijk. Sinds lang is het bewezen dat het spreekwoord: „Het krediet ondersteunt den boer gelijk het koord den gehangene", onwaar is. Indien hij nu op een hoeve van 100.000 fr., die te klein is voor zijn familie, moet blijven nestelen, is dat onze boer zijn schuld, omdat hij niet goed wil begrijpen wat krediet feitelijk is. Weinige zullen de boeren zijn die nog vijandig staan tegenover het krediet: nochtans voor hen die nog aan de oude vooroordeelen niet ontgroeid zijn, achten wij

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1926 | | pagina 8