1309
Bij deze beide boerenleenbanken stonden einde 1925
nog uit aan voorschotten en credieten in loopende
rekening:
tot 2000 165
boven 2000 55
zoodat thans 75% van alle voorschotten beneden de
2000 bleven.
Wij hebben nog de opgaven van verschillende andere
boerenleenbanken, en als wij de gegevens van zes boe*
renleenbanken van verschillende grootten te zamen teh
len, dan vinden wij dat bij deze zes boerenleenbanken
einde 1925 nog uitstonden 731 credieten beneden 2000,
tegen 210 boven dit bedrag. Ruim 77% van deze credie*
ten waren alzoo beneden de 2000.
Wanneer men met deze cijfers voor oogen het geheele
boerenleenbankwezen beschouwt, dan komt men tot
merkwaardige gegevens.
Volgens de laatste gegevens (over 1924) bedroeg het
aantal voorschotboekjes en boekjes voor loopende reke*
ning bij de boerenleenbanken:
696 banken aangesloten bij Utrecht 87.791
512 banken aangesloten bij Eindhoven 403)41
Totaal 127.832
Als wij van dit aantal het bovengenoemde percentage
van 77% mogen nemen wat toch zeer redelijk is -
dan zouden er thans 97.000 boeren en tuinders zijn, die
een voorschot hebben van 1002000.
En aangezien wij mogen aannemen dat deze personen
niet, of hoogst zelden, bij de gewone banken zouden
geholpen worden, zijn er een kleine honderd duizend
boeren en tuinders, die geen of geen goed geregeld
crediet zouden hebben, indien er geen boerenleenbank
ken bestonden.
Mag met dit feit, in het belang der algemeene web
vaart, geen rekening gehouden worden door hen, die
leiding hebben in Nederland?
J) Het gebeurt wel eens, dat één persoon meer dan één voorschot
boekje heeft, ofwel één voorschotboekje en één boekje voor loopende
rekening, maar dit komt zoo zelden voor, dat wij er bij deze statistiek
wel geen rekening mede behoeven te houden.