1307
De geringe bedragen, die de meeste landbouwers be*
hoefden, de kleine omzet, de geringe rente, welke de
landbouw slechts dragen kon, de moeilijkheid om zekers
heid te stellen, dat waren even zooveel factoren, die
het gewone bankwezen weerhield om zich met het
landbouwcrediet bezig te houden.
Ook thans zijn deze factoren nog voor een goed deel
aanwezig.
De overgroote meerderheid der voorschotten beloo*
pen kleine bedragen; en als wij in aanmerking nemen,
dat de boeren en tuinders, die bijv. tot 2000 opnemen,
geen noemenswaardigen omzet hebben, geen chèques
of vreemde valuta noodig hebben, geen effecten koopen
of verkoopen, dan gelooven wij niet mis te tasten, indien
wij van oordeel zijn, dat zulke clienten niet welkom zijn
bij de gewone banken, omdat er niets aan te verdienen
is. En dan mogen wij nog de aandacht vestigen op het
feit, dat juist degenen, die geringe voorschotten vragen,
het minst in staat zijn, om zakelijke zekerheid te stellen.
Jammer genoeg bestaan er geen volledige statistieken
over de hoegrootheid der gegeven voorschotten, maar
eenige staan ons toch ten dienste.
Volgens de (zoover wij weten) laatst verschenen sta*
tistiek van het boerenleenbankwezen, uitgegeven door
het Centraal Bureau van de Statistiek over 1918/19, had*
den 735 boerenleenbanken opgaven ingezonden over de
grootte der gegeven voorschotten.
Volgens de verstrekte inlichtingen waren in het dienst*
jaar verleend:
voorschotten beneden
50
88
van
50100
309
van
100—200
896
van
200—300
850
van
300—500
1377
van
500—1000
1933
Totaal tot 1000
5453
Boven 1000
4058
9511