1297
maar het vordert van den anderen kant, dat de toestand
van het oogenblik de verwachting wettigt, dat de schub
denaar zelf zijn verplichtingen zal kunnen nakomen.
Maar ook dit nog. Als de voorschotnemer vast goed
bezit, dan is er alles voor te zeggen, dat hij, naast per*
soonlijke borgstelling, tot meerdere zekerheid hypotheek
geeft; desnoods tweede of derde (als het goed maar vol*
doende waarde bezit).
Dit is niet noodzakelijk in de gevallen, waarin het gaat
om klpine, kortloopende bedrijfsvoorsc'hotten. Maar
anders wel.
En zulks om meer dan één reden.
Vooreerst wordt hierdoor voorkomen, dat de Boeren*
leenbank en de borgen de ervaring opdoen, waarvan de
vorenvermelde brief gewag maakte, dat n.1. het vast
goed ten be'hoeve van anderen dan de Boerenleenbank
verbonden is en de borgen voor het voorschot der Boe*
renleenbank de assche hebben uit te dragen.
Vervolgens belet het, dat de voorschotnemer te veel
schuld maakt, omdat, als de Boerenleenbank de hypo*
theek heeft, niet gemakkelijk een geldschieter voor aan*
vaarding van mindere zekerheid te vinden is. En ten*
slotte beantwoordt dit aan de eisc'hen der redelijkheid.
De persoonlijke borgstelling is een uiting van Christe*
lijke solidariteit en onderling hulpbetoon. De wel*
begrepen plichten ten opzichte van zichzelf en zijn huis*
gezin brengen mede, dat men niet uit trots of valsche
schaamte hulp afwijst of weigert in te roepen. Maar van
den anderen kant: wie zichzelf helpen kan, behoort geen
aanspraak te maken op hetgeen zijn naaste een offer
kost. Als iemand vast goed bezit en het gaat wat dan
wel in den regel het geval zal zijn om andere dan
zeer*kort*loopende bedrijfscredieten, dan moet 'hij geen
gébruik maken althans niet uitsluitend van het
instituut van Christelijk hulpbetoon, het instituut der
persoonlijke borgstelling, met het zelfzuchtig inzicht van
„goedkooper klaar te komen". Dat is niet behoorlijk en
niet redelijk. En het Bestuur moet dit niet toelaten. De
toestanden zijn, met de vroegere vergeleken, in materieel