MAANDELIJKSCHE
MEDEDEELINGEN
No. 120.
JUNI 1926.
VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE
BOERENLEENBANK TE EINDHOVEN
Verlenging van den duur der Boerenleenbanken.
Zoo langzamerhand naderen de oude Boerenleenbank
ken het tijdstip, waarop de negen en twintig jaren,
waarvoor de vereeniging is aangegaan (zie art. 56, 1 der
Statuten) ten einde loopen en haar bestaan eindigt,
indien niet tijdig maatregelen genomen worden, om
haar voortduring te verzekeren.
Die maatregelen moeten genomen worden vóór het
einde van het bestaan, want als het bestaan heeft op*
gehouden, is de vereeniging er feitelijk niet meer en
wat niet meer in wezen is, kan niet voortduren; aan
wat niet meer bestaat, kan men geen voortbestaan
geven.
Art. 56, 2, 3 en 4 der Statuten regelt deze aangele*
genheid aldus:
Zes maanden voor het verloopen van den bestaans*
tijd van negenentwintig jaren, te rekenen van den dag
der oprichting, is het Bestuur verplicht een Algemeene
Vergadering bijeen te roepen om over de voortduring
van de Vereeniging (Boerenleenbank) te beslissen.
De vergadering moet plaats hebben minstens vier en
uiterlijk zes weken na die oproeping.
Heeft de Directeur zulke oproeping nagelaten, dan
is de President van den Raad van Toezicht verplicht
binnen één maand zoodanige oproeping te doen.
Zou ook deze in gebreke blijven, dan is ieder lid
daartoe bevoegd.