1240 Niet tevreden met de oprichting in Schijndel zelf, propageerde hij ze ook in de omliggende gemeenten, waar hij in rookerige lokalen en -bij walmende lampen den boer voorlichtte. Rustig, zakelijk zette hij de noodzakelijkheid ervan uiteen, met 't gevolg, dat de eene plaats na de andere 't voorbeeld van Schijndel volgde. Doch zijn drang naar daden was hierdoor niet bevredigd. Schijndel moest ook zijn boterfabriek hebben. En zij kwam er. De onderwijs* man durfde ook hiervan de leiding aanvaarden. En zijn idealisme was zóó groot, dat hij zijn zekere onderwijzers* loopbaan verliet en zich geheel ging wijden aan de belangen der boeren. Primitief werd de inrichting, natuurlijk niet te vergelijken met een boterfabriek van den tegenwoordigen tijd. En veel werd er onder zijn leiding niet in veranderd. Maar de prijzen, die de boer voor zijn melk ontving, waren niet onder die der omliggende ge* meenten. En bij zijn heengaan als directeur der fabriek was 't gebouw met inventaris afgeschreven cn was er een reservekapitaal van c.a. 10.01K) gulden. Dat was dan toch 't werk geweest van den „ondes* kundigen" schoolmeester. 't Pakhuis volgde. Brandassurantie en Stierhouderij waren de in* stellingen die dienden tot uitbouw van den Boerenbond over 't geheele bedrijfsleven van den boer. En in alles had hij een groot, zoo niet 't grootste aandeel. Zijn optreden was altijd zeker, bewust, positief. Hij zei, waar het op aan kwam, wat moest gebeuren, ontzag zichzef niet, maar ook niet anderen, 't Groote belang, 't algemeen welzijn ging bij hem voor. Zijn groote deugd was doortastend handelen, positief werk leveren in den geest, zooals hij dat zag. Zonder veel ophef van woorden handelde hij. Groote openbaarheid aan zijn plannen gaf hij niet, maar voerde ze uit. En juist dit positieve, dit niet er om heen praten, dat stille handelen, dat zwijgen dat maakt niet altijd sympathiek. Dit is zelfs wel eens oorzaak geweest tot niet verdiend wantrouwen. De snelle vooruitgang der techniek, die in verband met zijn hoogen leeftijd te groote inspanning van hem eischten, deden hem besluiten zijn ontslag in te dienen en weer tot zijn vroegere loopbaan, die hij terwille van den boer verlaten had, terug te keeren. En stiller werd de man, stiller dan hij ooit geweest was. 't Was alsof daarmede zijn stoere werkkracht gebroken was. Juist een jaar geleden nam hij, afgewerkt, pensioen als onderwijzer. Kassier der Boerenleenbank en Directeur der Brandassurantie bleef hij tot aan zijn laatsten dag. Deze leenbank heeft hij zien groeien tot een groote en grootsche instelling. De leenbank heeft hij beheerd met een zorg en een accuratesse, alsof het zijn eigen geld betrof. En hij kon er dan ook van getuigen, dat ze nooit eenig verlies geleden heeft, en dat hare reserves aldoor grooter werden. Met de leenbank was zijn hart vergroeid. Zijn laatste openbare optreden was dan ook nog bij gelegenheid van 't 25*jarig bestaan der leenbank te de Eerden, die hij zelf mee opgericht had. En bij zijn woord dat hij daar sprak was hij zoo ontroerd, dat deze ontroering voor zijn wankele gezondheid mis* schien wel fataal is geweest. Een stille werker was hij, stil is hij gestorven; dat hij ruste in vrede. (Weekbl. v. d. N.*Br. C. B.) J. A. ZIJLMANS.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1926 | | pagina 16