1213
groot nut het handelsregister voor den handel ook moge
hebben, dit voor de Boerenleenbank ten eenenmale ont*
breekt.
Om het belang der zaak mogen wij hier in het kort
uiteenzetten, wat eigenlijk de kwestie was.
De Handelsregisterwet 1918 voerde voor alle handels*
zaken de verplichting in, om zekere gegevens betref*
fende die zaken te doen inschrijven in door de Kamers
van Koophandel officieele lichamen ter vertegen*
tegenwoordiging van handel en nijverheid gehouden
registers. Die inschrijving brengt natuurlijk moeiten en
kosten mede, want regelmatig moeten allerlei zaken
daar worden genoteerd en van wijzigingen tijdig mei*
ding worden gemaakt. De Kamers van Koophandel
doen dat alles niet gratis, maar er moet vooreerst een
behoorlijk entréegeld worden betaald dat uiteenloopt
van 5 tot 1000 gulden, terwijl er ook jaarlijksche con*
tributies te storten zijn, die varieeren van 2,50
tot 500.
Het ligt dus voor de hand, dat wie niet per sé ver*
plicht wordt door de wet, om zich te laten inschrijven,
liever thuis blijft. Daar vandaan geeft de wet een alge*
meene omschrijving van de verschillende personen en
zaken, die onder de wet vallen. Om er eenige te noemen:
iedere naamlooze vennootschap en iedere coöperatieve
vereeniging zijn verplicht zich te laten inschrijven.
Maar overigens valt er onder ook iedere handelszaak,
d.w.z. iedere zaak of onderneming van een koopman.
Koopman daarbij in de ruime beteekenis van koopman
in den zin van het Wetboek van Koophandel en in het
algemeen van ieder die zijn beroep maakt van het uit*
oefenen van eenigen tak van handel of nijverheid in den
ruimsten zin.
Een nuchter lezend lid van een Boerenleenbank zal
denken: dat gaat over handelszaken. Onze Boerenleen*
bank is geen handelszaak, dus het raakt ons niet. Zeer
juist geredeneerd. Maar zoo denkt er niet ieder over.
De Kamer van Koophandel te Rotterdam tenminste
en nog een paar andere waren van meening, dat de
Boerenleenbanken ook tot haar zieltjes behooren. En