1178 EINDHOVEN, 8 Januari 1926. Aan de Besturen onzer aangesloten Boerenleenbanken. Mijne Heeren. De vreeselijke watersnood, die zoovele gemeenten ge* teisterd heeft, legt ook op de boeren*crediet organisaties den plicht, om zooveel mogelijk hulp te verleenen. Er zullen velen der getroffenen zijn, die op de gewone normale wijze, voorschotten kunnen ontvangen; maar het kan ook gebeuren, dat er leden van boerenleenban* ken zijn, die oogenblikkelijk geen borg kunnen krijgen, en toch over een klein bedrag onmiddellijk dienen te kunnen beschikken. Indien dit bij de leden Uwer Banken zou voorkomen, verzoeken wij U ons zoo mogelijk onder opgave van het totaal bedrag dat uit dezen hoofde zal noodig zijn te berichten, teneinde middelen te beramen, om ook deze leden te helpen. Verder deelen wij U mede, dat, wanneer tengevolge van de overstrooming hulp van één of meer onzer Inspecteurs noodig mocht blijken, U over onzen dienst kunt beschikken. Hoogachtend, Coöperatieve Centrale Boerenleenbank. Het Bestuur: A. N. FLESKENS, Voorzitter. Mr. V. G. G. M. DUBOIS, Secretaris. Het ligt voor de hand, dat de noodzakelijkheid of wenschelijkheid van credietverleening bij velen eerst zal blijken, als er weer een eenigszins normale toestand intreedt, en vooral, als de tijd komt, dat de akkers en weiden in den ouden toestand moeten hersteld worden. Iedere Boerenleenbank dient dan ook in eene vergade* ring van Bestuur en Raad van Toezicht te overwegen, wat de Bank in deze doen kan, en de Centrale Boeren* leenbank zal gaarne de helpende hand bieden, overal waar zij daartoe in staat is.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1926 | | pagina 2