1193 renleenbank hare groote verdiensten; er waren einde 1923 aan ruim 11.000 leden voorschotten gegeven, tot een gezamenlijk bedrag van ruim 16.000.000, dat is gemiddeld 1440 per voorschot. Toch zeggen deze cijfers niet voldoende, om de groote beteekenis der Boerenleenbanken ook in het verledene aan te toonen. want in den loop der jaren zijn heel wat verstrekte voorschotten geheel of ten deele afbetaald. Zoover uit de ter beschikking staande statistiek blijkt, werden vanaf het begin der Boerenleenbanken tot einde 1923 een bedrag van 32.399.000 aan voorschotten versteekt, waarop bereids 18.921.000 werd afbetaald.1) Hoeveel armoede, die voorkomen, en hoeveel welvaart, die ver* kregen werd, liggen niet in deze cijfers verborgen! (Wordt vervolgd) DEPOSITO Sedert de invoering van het instituut van het Deposito bij de Centrale en de plaatselijke Boerenleenbank in 1920, hebben wij op verschillende tijdstippen, naar het gewenscht bleek, in de „Mededeelingen" inlichtingen en aanwijzingen verstrekt. Het zal voor de heeren Kas* siers en vooral voor hen, die nu voor het eerst met dit instituut kennis maken, ongetwijfeld aangenaam zijn, dat door een korte samenvatting van alles, wat er reeds over geschreven is en er op dit oogenblik nog voor nieuws over te zeggen valt, een gereedelijk overzicht van het geheel wordt geboden. Hetgeen wij daarom hierbij doen. Eerste onderscheiding. Als er in verband met de Boerenleenbanken gesproken wordt over DEPOSITO, heeft men twee afzonderlijke instituten te onderscheiden: I. het deposito der inleggers bij de plaatselijke Boe* renleenbanken. Hierbij zijn niet gerekend de voorschotten in loopende rekening.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1926 | | pagina 17