1186
stigde bewoners der dorpen. En bij de oprichting werd
wel in het vooruitzicht gesteld, dat voor of na ook de
rijkere boeren voordeel van de Boerenleenbanken zou*
den kunnen hebben, maar men voelde toch duidelijk,
dat het op de eerste en voornaamste plaats gold de
hulp aan de kleinere en arme boeren, die door gebrek
aan crediet óf niet vooruit konden komen, óf in handen
vielen van woekeraars.
Groote eer en warme dankbaarheid komt toe aan die
eerste leden van onze verschillende Boerenleenbanken,
die de oprichting van de thans zoo sterke en hechte
organisatie hebben mogelijk gemaakt; want waren de
grootere en goed*gezeten boeren niet toegetreden, dan
had de Boerenleenbank geen solieden grondslag gehad
en zou zij geen levensvatbaarheid hebben kunnen krijs
gen. En niet enkel de grootere boeren, maar ook vele
andere en de meest geziene dorpsbewoners traden als
leden toe, enkel om hun steun aan deze banken te
geven, want zij behoefden geen crediét en wisten daar*
enboven, dat zij ook geen crediet konden krijgen. Men
kan veilig beweren, dat bij de Boerenleenbanken, die de
eerste jaren werden opgericht, de eerste twintig, dertig
leden, die zich voor het lidmaatschap opgaven, voor
zichzelf overtuigd waren, dat zij persoonlijk er nooit
eenig voordeel uit zouden trekken, maar wel last van
konden hebben, omdat de bestuursfuncties op hen zou*
den komen te rusten. Eere aan deze helden der christe*
lijke naastenliefde.
Het jongere geslacht kan er bijna geen begrip van
krijgen, hoe het vóór het bestaan der Boerenleenbanken
op onze dorpen toeging. Zeker, ook toen waren er
goede en gezeten inwoners, die gaarne de minder be=
deelden met raad en daad hielpen. Maar hun aantal
was uit den aard der zaak te gering, om van een alge;
meene en afdoende hulp te kunnen spreken. De meeste
kleinere boeren, die wegens ziekte in de familie of om
geluk op stal of uitkeering bij erfenis geld noodig had=
den, konden dit zeer bezwaarlijk vinden, ook al betrof
het slechts enkele honderden guldens. En dan moest