1166 leenen op tè langen termijn. Van den anderen kant doet een plaatselijke Bank wijs, haar grondslagen steviger te maken door te zorgen, dat het nooit kan voorkomen, dat alle spaargelden in eens kunnen wegvloeien. Hiertoe dient de Bank te zorgen, dat zij gelden krijgt, die niet direct opeischbaar zijn, maar waarbij een opzegging van 6 maanden of 1 jaar noodig is, vóórdat de Bank ver; plicht is ze aan den inlegger terug te geven. Het behoeft dus wel geen verder betoog, dat het voor Boerenleenbanken noodzakelijk is te zorgen, dat zij deposito op termijn krijgen. Waar men dit nog niet hebben zou gelukkig zijn slechts weinige van onze Banken zoo achterlijk voere men derhalve zoo spoedig mogelijk bij besluit eener Algemeene Vergadering de gelegenheid tot deposito met 6 maanden of 1 jaar opzegging in. Met 1 jaar opzeg* ging is het meest aanbevelenswaardig. Men dient er op bedacht te zijn, dat het geld, als het eenmaal is ingelegd met 1 jaar opzegging, nooit of nim* mer eer mag worden teruggegeven dan een vol jaar nadat het is opgezegd (dus niet, een vol jaar nadat het is ingelegd). Evenmin mag de deposito*rente worden uitgekeerd voor bedragen, die toevalligerwijze een vol jaar bij de Bank hebben gestaan. Bij de rentekwestie komen nog tal van andere punten naar voren. Om er eenige te noemen: Welke renten moeten vergoed worden? Moet men dezelfde renten vergoeden voor alle geld, zonder onderscheid te maken van wie men het krijgt? Hoeveel verschil in percentage moet bij een Boeren* leenbank bestaan tusschen spaargelden en voorschotten? Welke rente moet voor voorschotten en in loopencle* rekening worden gevraagd? enz. Op de vraag: Welke renten moeten vergoed worden? kan geen algemeen, voor iedere plaats geldend ant* woord gegeven worden. Het is afhankelijk van verschil* lende omstandigheden. Als het benoodigde geld op een dorp gemakkelijk toe*

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1925 | | pagina 6