1175 relaties kon zien; zelfs bij eene rente, die voor den land; bouwer veel te hoog zou wezen, zou eene bank aan zulke posten eer verliezen dan verdienen. En ten andere behoorde ongeveer de helft van het aantal landbouwers tot de pachtboeren, die enkel roe; rende have bezaten, en dus geen onderpand konden geven, terwijl de eigengeërfde boeren veelal hun erf met hypothecaire schuld belast zagen, zoodat ook zij moeilijk onderpand konden geven voor het benoodigde bedrijfs; crediet. De Staatscommissie voor den landbouw, die in 1886 werd ingesteld, hoewel schrijvend: „Algemeen was de „overtuiging, dat onder de middelen, welke tot opbeu;' „ring van den landbouw kunnen in aanmerking komen, „een goed georganiseerd credietwezen eene eerste plaats „inneemt", denkt er verder zelfs niet aan een beroep op het gewone bankwezen te doen, wijl de onmogelijkheid, dat van die zijde hulp kan komen, te goed werd inge; zien. Een geheel anderen weg moet het op; van staatswege zouden enkele middelen kunnen aangewend worden, maar ook daarvan verwachtte de Staatscommissie geen blijvende verbetering, zoodat zij als hare meening uit; sprak: „De Staatscommissie wil echter thans niet verhelen, „dat naar haar oordeel eene duurzame verbetering van „den toestand alleen te wachten is, van hetgeen door „belanghebbenden zelf zal worden tot stand gebracht." Noch van den Staat, noch van het gewone bankwe; zen werd afdoende hulp verwacht, maar van de samen; werking van belanghebbenden. En hoewel dit advies in 1888 werd openbaar gemaakt, zou het toch nog tot 1897 duren, alvorens de samen; werking van belanghebbenden zich uitte in de oprich; ting der eerste boerenleenbanken. Bij de oprichting der boerenleenbanken kon het ge; wone bankwezen de credietverzorging der landbou; wers niet op zich nemen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1925 | | pagina 15