1174 men ziet, dat de jaarlijksche zuivere opbrengst in één jaar (1923) ruim 860 millioen gulden bedraagt, waarvan ruim 364 millioen kan uitgevoerd worden, een buiten; gewoon belangrijke factor voor onze handelsbalans. Is de landbouw voor ons land van zooveel belang, dan zal ongetwijfeld ook de credietverzorging ervan van groote waarde zijn. De ondervinding leert, dat geen enkele tak van industrie of handel een goed geordend credietwezen kan ontberen, wil er vooruitgang en bloei komen, ja zelfs willen de bedrijven in stand blijven En toch, vóór het ontstaan van de boerenleenbanken was er geen geordend landbouwcrediet, ja men kon wel zeggen, dat er in 't geheel geen landbouwcrediet be; stond. In 1886 had het Landbouwcomité door de verschil lende landbouwmaatschappijen een onderzoek naar het landbouwcrediet doen instellen, en naar aanleiding daarvan gaf dit Comité als volgt zijne meening te kennen. „Het is gebleken, dat het crediet nergens behoorlijk „is georganiseerd; dat slechts enkele sporadische ge; „vallen bekend zijn van spaarbanken of credietvereenb „gingen, welke landbouwers helpen aan het vereischte „bedrijfskapitaal, terwijl voor het overige in de behoefte „voorzien wordt, hetzij door notarissen, als kassiers op; „tredende, hetzij door boter; en kaaskoopers, vee; en „graanhandelaars, suikerfabrikanten enz., die door voor „schotten de landbouwers gerieven, maar ook vaak van „zich afhankelijk maken." Men ziet het,van eenig bankwezen, dat er ook maar aan denkt om zich met de credietbehoeften dei- landbouwers bezig te houden, is geen sprake. En wij geven onmiddellijk toe, dat het gewone bank; wezen daartoe ook niet in staat was, en wel om een dub; bele reden: Eerstens waren de bedragen, die de doorsneedandbou; wer noodig had te gering, en diens omzet te klein, dan dat eene bank ook maar eenig voordeel in dergelijke

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1925 | | pagina 14