1117
taalt, in het voorschotboekje op zegel. Bij de volgende
aflossingen op datzelfde voorschot teekent de Kassier
in datzelfde voorschotboekje ZONDER zegel.
Deze wijze van handelen steunt op de bepaling der
Zegelwet (Art. 36) volgens welke geen afzonderlijk
zegelrecht verschuldigd is voor kwitantiën wegens 011b
vangen sommen, welke voorkomen op hetzelfde papier,
waarop reeds een gezegelde kwitantie voor een in min*
dering van dezelfde schuldvordering ontvangen som
voorkomt, mits uit den inhoud der latere kwitantie
duidelijk blijkt, dat de betaling betrekking heeft op
dezelfde vordering.
Nu is er wel eens twijfel uitgesproken ten aanzien
van onze voorschotboekjes in verband met den eiseh
omtrent „hetzelfde papier", omdat die voorschotboek*
jes niet bestaan in één enkel vel papier maar uit vier
vellen zijn samengesteld. Men vreesde, dat de verleende
vrijstelling niet zou gelden voor de kwiteeringen, welke
zouden voorkomen op een ander der samengevoegde
vellen dan dat, waarop de eerste gezegelde kwitantie
was gesteld.
Deze vrees zou inderdaad gewettigd zijn geweest,
indien niet zeer duidelijk in de wet de bedoeling naar
voren kwam., om slechts zoover te gaan als noodig is
voor een doeltreffende controle, zoodat men zich niet
aan de letter der wet zou houden waar ontduiking
der wettelijke bepalingen op dit punt volmaakt uit*
gesloten is.
Dit laatste nu achtten wij steeds het geval bij onze
voorschotboekjes en daarom zijn wij steeds van oordcel
geweest, dat deze zoo al niet aan de letter dan toch
aan den geest van artikel 36 der Zegelwet voldeden.
De vraag werd acuut, toen een Ambtenaar op grond
van dit verschil met den letterlijken inhoud der be*
paling een overtreding constateerde. Al was hij het zeer
spoedig met ons eens, werd toch besloten, de kwestie
aan den Minister van Financiën ter beslissing voor tc
leggen. En het gevolg hiervan was, dat Zijne Excellen*
tie zich met onze opvatting vereenigde.
Na inzage van het door ons verstrekte modebvoor*