1112 wij dan aan alle jonge lieden een spaarboekje in handen geven. Hadden ze slechts met den eersten inleg be= gonnen, dan zouden ze steeds meer pleizier in het sparen krijgen. Wie eenmaal een dergelijk spaarboekje zijn eigendom kan noemen en ziet hoe zijn kapitaal groeit terwijl hij slaapt, krijgt er smaak in en spaart ijverig verder. Juist bij het sparen is het begin moeilijk. De eerste verdienste brandt den jongen man, die er nog niet aan gewend is eigen geld te bezitten, in de hand; hij gaat aan 't rooken, dat geeft een air; hij gebruikt te veel bier en andere dranken, hij heeft immers geld en morgen verdient hij weer opnieuw; zoo maakt hij zich behoeften eigen, die steeds meer kosten, terwijl zijn verdiensten niet in gelijke mate toenemen, of ten minste later voor meer personen voldoende moeten zijn. Hoevelen hebben het bitter betreurd, dat ze in de wilde vlegeljaren al wat ze verdienden, verkwist heb= ben. Wilden zij later eene zaak beginnen, dan bezaten ze niets en als van een lichtzinnigen vogel vonden hunne beloften, om in de toekomst spaarzaam te zijn, nergens geloof. Wat Hansje niet leert, leert Hans nooit. Daarbij komt dan een te vroeg, lichtzinnig huwelijk en het ongeluk is klaar. Hoeveel meer achtenswaardig is dan een bedaard, sober, zichzelf beheerschende jonge mart, die in de dagen van volle kracht en gezondheid voor de onzekere toekomst zorgt. Maar niet-allen worden vroeg wijs; het is echter nooit te laat om zi'ch te beteren. Er is eene niet alledaagsche vastheid van karakter toe noodig, om op bepaalde dagen de spaarpenningen in de spaarbank te storten, en een nog grooter weerstandsvermogen en zelfbeheersching is gevorderd, om niet bij iedere om voorziene uitgave, wier noodzakelijkheid gewoonlijk overschat wordt, tot de spaarbank te gaan en een gedeelte van het gespaarde terug te vorderen. Helaas, velen ontbreekt deze vastheid van karakter. (Wordt vervolgd)

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1925 | | pagina 16