om geen koersverlies te lijden, waaraan iedere belegging in effecten onderhevig is. In de ruim 25 jaren, dat de Centrale Boerenleenbank bestaat, heeft zij door de belegging van gelden in effect ten heel wat meer verloren dan gewonnen; maar wijl de Centrale Bank eene voldoende bedrijfswinst maakt, kon zij dit verlies dekken, en nog eene flinke reserve vormen. Indien echter eene boerenleenbank, die toevab lig over veel geld beschikte, in de eerste jaren van haar ontstaan een groot bedrag aan effecten gekocht had, dan was het een vraag, of uit de bedrijfswinst het verlies zou hebben gedekt kunnen worden. Een afschrikwekkend voorbeeld op dit gebied levert onze Nederlandsche Postspaarbank; in de eerste jaren van haar bestaan heeft zij vele effecten gekocht, wel zeer soliede van Staat en Provincies enz. Maar van een laag rentetype. Toen de rente steeg, daalde natuurlijk de koers dier effecten, en dat verlies was op einde 1923 gestegen tot ruim 55.000.000, waartegen een bedrijfs* winst stond van ruim 35.000.000, zoodat er een tekort was van 20.000.000. Dit doet niets af aan de solidi-- teit der Rijkspostspaarbank, wijl de Nederlandsche Staat de terugbetaling garandeert; en juist daarom zal waarschijnlijk dat tekort ook wel geheel ingehaald wor* den, als de Rijkspostspaarbank de effecten houdt totdat deze a pari uitlooten, maar erger zou het geweest zijn, als eene particuliere spaarbank met zulke balans moest voor den dag komen. Voor onze lezers zijn de cijfers welke de Minister van Financiën op de vragen van een Kamerlid gaf (zie Aanhangsel Verslag Ie Kamer, blz. 21), ten aanzien van de Rijkspostspaarbank wel belangrijk, waarom wij ze hier laten volgen: 1092

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1925 | | pagina 12