993 Zulke en dergelijke feiten zijn er bij onze Boerenleen* banken in grooten getale voorgekomen. Maar om voorlichting te kunnen geven, moeten de leiders onzer vereenigingen op de hoogte zijn van toestanden. En vooral van datgene, wat veelvuldig voorkomt, of veel besproken wordt. Hierbij denken wij in de eerste plaats aan de gewich* tige en moeilijke vraag der landverhuizing en der ont* ginning. Eenieder ondervindt, dat onze vaderlandsche bodem veel te klein is voor het aantal menschen, die gaarne zelf eene boerderij zouden bezitten. Hoevele boerenzoons, ook met een niet onaardig fortuin, kunnen toch geen ge* legenheid vinden, om zich te vestigen. Deze toestand is uiterst treurig, en roept luide om verbetering. En er zijn slechts twee wegen: of in het vaderland meer land maken door ontginning, of het vaderland verlaten, om elders zich te vestigen. Nu weten wij allen, dat nieuwe ontginningen, zonder hulp van buiten, hetzij van Staat, Provincie of gemeente, veel te gevaarlijke ondernemin* gen zijn voor een jong huishouden. Maar aan land* verhuizing zijn eveneens enorme bezwaren verbonden. Toch zullen de voormannen in iedere gemeente, en zeker niet het minst de leden van Bestuur en Raad van Toe* zicht of de Kassier der Boerenleenbanken om raad en voorlichting gevraagd worden. Maar.dan moet men trachten zelf zoo goed moge* lijk op de hoogte te zijn; en die voorlichting moet men zelf niet zoeken in neutrale bladen, die aan alles denken, behalve aan godsdienst, maar in degelijk*Katholieke Bladen, die beseffen, dat „de mensch niet leeft van brood alleen" zooals Christus ons^zoo duidelijk geleerd heeft. En het verheugt ons bovenmate, dat wij tegenwoor* dig zulke goede gewestelijke landbouwpers hebben, en dat eindelijk ook gekomen is het Blad van den Neder* landschen Boerenbond, dat zich in korten tijd tot een prachtige hoogte heeft ontwikkeld. Toen wij het lijvige nummer van den 19en Februari

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1925 | | pagina 5