985
Doch deze droefheid is niet zonder hoop, noch zonder
troost.
Voor ons, kristenen, is de dood geen einde, de dood
is het begin van een nieuw leven, van een onsterfelijk
bestaan.
Onze vriend is nu, het is ons stellig vertrouwen, een
leven van eeuwig geluk binnengetreden.
Hij is nu onze medewerker in den hemel geworden,
onze medewerker en ook onze beschermer.
Den Boerenbond zal hij blijven helpen; hij zal aan
den Allerhoogste voor den Boerenbond de kracht
vragen om vooruit te gaan op den weg dien hij sinds
vijf»en»dertig jaren volgt, om te weerstaan aan al de
aanvallen van waar ze ook komen, om ootmoedig te
blijven in den voorspoed, standvastig in den tegenspoed,
vastberaden in het vervullen zijner plichten, om meer
en meer het vertrouwen en de vriendschap te verdienen
van ons boerenvolk, om te bekomen dat ons boerenvolk
blijve wat het immer was, de eeuwen door, zedig, werk»
zaam, getrouw aan God en Vaderland, getrouw in onze
Vlaamsche gewesten, aan onzen Vlaamschen aard, aan
onze Vlaamsche taal.
Hij zal den Boerenbond blijven helpen, beter en meer
dan ooit.
Hij heeft op aarde het licht gezocht. Nu leeft hij in
de glanzende stralen van het Goddelijk Licht.
Hij heeft God gezocht. Nu ziet hij God in al Zijne
glorie en Zijne volmaaktheid.
Hij heeft God bemind. Nu leeft hij in verrukking in
de Goddelijke Liefde.
Hij heeft de waarheid gediend, verdedigd, verkondigd.
Nu geniet hij de rust die het bezit van de waarheid geeft.
De rust, die niet moet verward worden met het stil»
staan van onzen geest, maar die met eene overgroote
bedrijvigheid van den geest gepaard gaat, met een be»
stendige geestdrift door eene onmeetbare uitbreiding
van de kennissen veroorzaakt, met een grenzenloos ge»
not, die het bezit der waarheid medebrengt.
Groot is de vreugde van den wijsgeer, die een nieuw
bewijs ontdekt heeft van de waarheid die hij verdedigt.