984
woorden van den grooten Sint Ignatius, zoo letterlijk
en getrouw als Em. Vliebergh, heeft toegepast.
Dat hij leefde alsof hij iederen dag sterven moest, weet
iedereen te Leuven, want alle dagen liet hij zich, door
goed of slecht weder naar de kerk voeren om er het
Brood der levenden en der stervenden te ontvangen.
Dat hij werkte alsof hij altijd moest leven, weten wij,
die getuigen zijn geweest van zijne ongeëvenaarde werk*
zaamheid.
Van 't begin af was hij aan den Boerenbond gehecht
als rechtsgeleerde, hij was „advokaat van den Boeren*
bond".
Maar wij mogen zeggen dat geene enkele instelling
van onzen Boerenbond tot stand is gekomen zonder de
gewaardeerde hulp van Emiel Vliebergh.
Ontwerpen van standregeling nazien, zijn aandeel
nemen in de dagelijksche werkzaamheden van het be*
stuur, dat heeft hij tot op het laatst toe gedaan. Daar*
bij hield hij vopdrachten zoolang hij ter taal bleef,
schreef hij boeken zoolang hij eene pen kon vasthouden,
en toen hij niet meer spreken kon, nam hij zijnen toe*
vlucht tot zijnen verkleefden secretaris M. Amter, die
in zijne oogen, op zijne lippen, in de laatste zwakke
klanken van zijne uitgedoofde stem, zijne gedachten
kon vatten, ze op papier neerpende en ze daarna ter
goedkeuring aan Vliebergh onderwierp.
En waar lag de bron van die ongelooflijke bedrijvig*
heid, van die standvastigheid, van die volharding?
Emiel Vliebergh was noch eerzuchtig, noch geldzuch*
tig. Hij betrachtte het ware, hij betrachtte het goede.
Het ware, om te weten wat er moest gedaan worden
om het volk, en bijzonder ons boerenvolk, op te beuren,
te verheffen op wetenschappelijk, op maatschappelijk,
op godsdienstig gebied.
Het goede, om de middelen te kennen die in het
werk dienden gesteld te worden, om zijn ideaal van
volksopbeuring te benaderen.
Dat laat Ued. toe het verlies te beseffen, dat de Boe*
renbond ondergaat.