966
dragen van groote manchetten. Maar het hielp niet veel
Men heeft er de aangroeiende jongedochters dikwijls
op gewezen, dat ze zich door overdreven kleederpracht
het trouwen moeilijk maken, omdat een verstandig man
zich wel tweemaal bedenken zal, alvorens hij een meisje
zal trouwen, wier kleederdracht hem ruïneert. Maar ook
dat hielp niet veel. Slechts een middel kan helpen: die
pere godsdienstzin en zedelijke ernst, die geen waarde
hechten aan het uiterlijke, maar aan het innerlijke, aan
deugd, aan verdiensten voor de eeuwigheid.
Mochten daarom alle vrouwen en jongedochters zich
diep in het geheugen prenten en nooit meer vergeten de
woorden der H. Schrift: „Zoo verlang ik dat de vrouwen
zich sieren, niet met haartooi, met goud en paarlen en
kostbare kleederen, maar met goede werken." „Uw sie
raad besta niet in het uiterlijke, maar in het innerlijke,
in een stil en zacht gemoed, dat voor God groote waarde
heeft." Want daarmede tooiden zich ook vroeger de
heilige vrouwen, die op God vertrouwden.
Er zijn nog zoovele andere behoeften, die we ons zeb
ven geschapen hebben, waarvan men vroeger niets ken
de, die we ons nu eenmaal aangewend hebben, die echter
als een kanker aan de gezondheid en de welvaart van het
volk knagen. Wie denkt hier niet aan het rooken? Dat
het rooken iets tegennatuurlijks is, bewijst onwederle^-
baar het bekend protest, dat de natuur aan ieder bij de
eerste proef doet gevoelen. De longen zijn er toe bestemd
om lucht, niet om rook op te nemen. Het is niet noodig
hier te herhalen hoe schadelijk het rooken is voor jonge,
nog niet volwassen menschen; zoo is het ook bekend,
dat er overigens gezonde, sterke, geheel normale men
schen zijn, wier oogen, hals, longen en hersenen het ver
blijf in localen, waar sterk gerookt wordt, niet verdra
gen kunnen, en aan wie dus door het rooken, deelneming
aan gezelschap eenvoudig wordt onmogelijk gemaakt.
Toch ontsiert tegenwoordig de sigaar of cigarette bijna
ieders mond; zelfs bij het werk wordt gerookt; allen
rooken, rijk en arm, oud en jong. Kinderen die nauwe*
lijks de schoolbanken verlaten hebben, hebben reeds