927
zij daarmede hun eigen belangen. Het groote, ja blinde
vertrouwen, dat leden en spaarders in hen stellen, is
in dit geval dan ook ten volle verdiend. Maar juist,
wijl zij van hun werk en terecht! grooten ernst
maken, stellen zij er van den anderen kant prijs op, dat
het hun dan toch zoo licht mogelijk wordt gemaakt en
verwachten zij met name van de Centrale Bank, dat
deze niet alleen den juisten maar ook den gemakke*
lijksten weg zal wijzen. Hoe duidelijker en scherper de
te nemen weg is afgepaald, des te minder zorg eischt
het, afdwaling te vermijden: menigeen, die wel eens
pruttelt over gegeven voorschriften, zou zelf na verloop
van enkele jaren met de handen in het haar zitten
daaraan twijfelen wij geen oogenblik indien hij het
zonder de hulp dier voorschriften moest doen. Niet
alleen echter in verband met de algemeene richting en
het groote geheel maar ook in verband met een of ander
onderdeel en het practische werk van eiken dag om
zoo te zeggen wil men gaarne een vingerwijzing, hoe
op de meest doelmatige gemakkelijke wijze het beoogde
doel te bereiken is.
Tot dat einde volge hier een bespreking van een der
meest gewichtige onderdeden van het Bankbeheer, voor
zoover daarmede verband houdt de practische raad,
waarop de titel hierboven doelt.
Bij de verleening van voorschotten en credieten gek
den gelijk men weet verschillende vragen o.a.:
Is de aanvrager Lid der Boerenleenbank? Zal het voor*
schot of crediet gebruikt worden voor het landbouw*
bedrijf? Is de dekking voldoende? Is de voorschotnemer
(credietnemer) zelf voldoende credietwaardig? Is de
verstrekte zekerheid goed? En meer dergelijke vragen.
Bij het beantwoorden van de vraag, of de dekking
voldoende is d.w.z. of de voorschotnemer (crediet*
nemer) en eventueel de borgen voldoende credietwaar*
dig zijn, mag men zich niet tevreden stellen met een
oppervlakkige schatting van hun gegoedheid, maar dient
men in bijzonderheden bezittingen en schulden tegen
elkander af te wegen.