923 Mr. Th. A. J. Aquarius, President van den Raad van Toezicht der Centrale Bank. P. M. van Vorst, Lid van het Bestuur der Centr. Bank. Mr. V. G. G. M. Dubois, Secretaris van het Bestuur der Centrale Bank. Uitlegging van de Statuten der plaatselijke boerenleenbanken. Art. 26. Plichten van het Bestuur. In de vorige Aflevering hebben wij de eerste drie punten van art. 26 uiteengezet; thans gaan wij de vers dere plichten van het Bestuur beschouwen. Art. 26. Het Bestuur is verplicht: 4. te zorgen voor veilige belegging der gelden, en voor bewaring der gelden en der stukken van waarde, overeenkomstig door den Raad van Toes zicht te geven voorschriften; Hier wordt eerst gesproken van het beleggen van gelden. Als er geld in de boerenleenbank gebracht wordt, en men zou dit geld in de brandkast leggen, dan kan het wel veilig bewaard zijn, maar men krijgt er geen rente van; om er rente van te trekken, moet men het geld beleggen. Dit beleggen kan op velerlei wijze gebeuren; men kan het geld aan een lid ter leen geven; men kan het geld in deposito geven aan de Centrale Boerenleenbank; men kan geld verstrekken onder hypothecair verband; men kan courante waardepapieren koopen zooals stukken van eene leening, door den Staat, of door provincies of gemeenten aangegaan; of obligaties van de Boeren* hypotheekbank enz. enz. Dat alles is beleggen van gek den, en al deze beleggingen brengen rente op.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1924 | | pagina 3