worden. Met dezelfde achting moeten we alles beham
delen, wat nog voor menschen of dieren nuttig kan
zijn; beddegoed en kleeren, ook stukken en lappen,
hout en kolen, huisraad gereedschappen, drank en
spijs het woord indachtig: „Verzalhelt de overge*
bleven brokken, opdat niets verloren ga." Ligt in deze
woorden des Zaligmakers niet opgesloten eene drin=
gende vermaning tot spaarzaamheid, tot een zuinig
gebruik van wat men bezit Ziet eens toe op welke wijze
vele menschen met hun goed omgaan: met hun kleeren,
met hunne meubelen, met hun gereedschappen.
Nauwelijks hebben ze een nieuw kleedingstuk in ges
bruik genomen en eenigen tijd gedragen, of het is weer
smerig, bedorven en gescheurd. En hoe gaan velen om
met hunne meubelen, huisraad en gereedschappen? Wat
een spaarzaam huishouden tien jaren lang dienen kon,
vernielen anderen in één jaar. Indien gij sparen wilt,
weest zooveel ge kunt zuinig met wat ge bezit, zorgvuldig
voor uwe kleeren, voor uw huisraad, uwe gereedschap*
pen. Herstelt terstond, wat schade geleden heeft, want
gij weet: een nagel, die uitviel en niet terstond vervangen
werd, had eerst het verliezen van het hoefijzer ten*
gevolge, dan het kreupel worden en eindelijk den val van
het paard. Iedereen heeft achting voor zorgvuldig her*
stelde kleeren, ja, men heeft ontzag vo'or een oude, van
de voorouders geërfde kast.
Van bijzonder veel belang is het, dat de huisvrouw
zuinig zij in de keuken. De eene gebruikt van alle toe*
voegsels tweemaal meer en levert toch slechten kost,
terwijl de andere weinig noodig heeft om de spijzen toch
goed, smakelijk en voedzaam te bereiden. Van waar dat
verschil?
De laatste kan koken, de eerste heeft nooit goed leeren
koken. Zij kan misschien pianospelen en dansen, kent
wat Fransch en Engelsch, en heeft misschien een paar
dozijn romans gelezen.
Wordt echter op een goeden morgen de dienstmeid
ziek, dan kan de vrouw zelfs geen koffie klaar maken.
Dikwijls zijn ook jongedochters uit de arbeidersklasse
935