Waarom en hoe moet men sparen? II. Hoe moet men sparen? Ie Regel: Wilt gij sparen, behoudt zooveel gij kunt, wat gij reeds hebt. Een heer zocht een bediende voor zijne zaak; bijna 50 meldden er zich voor die plaats aan. Ofschoon het aantal zoo groot was, had hij er toch spoedig een uit* gekozen. „Ik zou wel eens willen weten," zeide een zijner vrienden, „waarom gij juist dien jongen hebt gekozen. Hij had toch geen enkele aanbeveling bij zich." „Dan vergist gij u zeer," werd hem geantwoord, „hij had zelfs meerdere aanbevelingen. Toen hij binnen* kwam veegde hij goed zijn voeten en maakte netjes de deur achter zich dicht, waaruit blijkt dat hij orde* lievend en bescheiden is. „Hij maakte onmiddellijk plaats voor een ouderen, zwakken man, een bewijs van goedheid en voorkomend* heid. Hij nam zijn pet af, toen hij binnenkwam en be* antwoordde mijne vragen vlug, maar met eerbied: een bewijs van zijne wellevendheid. Hij nam het boek op, dat ik met opzet had laten vallen, en lei het op tafel, terwijl de anderen daarover struikelden en het op zij stootten; dat toont zijne oplettendheid en bezorgdheid. Hij wachtte rustig zijne beurt af: dat is bescheidenheid. Toen ik met hem sprak, merkte ik op dat zijne kleeren zorgvuldig geborsteld, zijn haren ordelijk gekamd, zijne tanden goed gereinigd waren. Toen hij zijn naam schreef, zag ik, dat zijne handen zuiver waren. Zijn het geen aanbevelingen? Ik tenminste beschouw ze als zoo* danig, en wat ik met eigen oogen in 10 minuten opmer* ken kan, is mij meer waard dan alle mooie aanbeve* lingsbrieven, die hij meebrengt." Zoo moet men alles, ook het geringste, in acht nemen. Het is een vroom gebruik, dat men vreest een toevallig op den grond liggend stukje brood met den voet aan te raken: de gave Gods moet niet met voeten getreden

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1924 | | pagina 14