909
tot overschrijving inleveren, waarvan het model te
vinden is in de „Mededeelingen" nr. 66 (December
1921) blz. 319.
6. Wanneer op de loopende rekening rente tesgoed
(creditrente) wordt bijgeschreven, moet de Kassier in
het loopende rekeningsboekje op zegel teekenen, indien
dit bedrag grooter is dan 10 gulden.
7. Wanneer op de loopende rekening rentesschuld
(debetsrente) wordt bijgeschreven, teekent de Kassier
zonder zegel.
8. Wordt de creditrente (zie 6) door den Kassier
uitbetaald, dan moet de loopende rekeningshouder een
kwitantie afgeven, welke op zegel geteekcnd is, zoo het
bedrag grooter is dan 10 gulden. Anders blijft de kwis
tantie ongezegeld.
9. Wordt de debetrente (zie 7) door den loopende
rekeningshouder voldaan, dan teekent de Kassier in het
loopende rekeningsboekje op zegel, zoo het bedrag groos
ter is dan 10 gulden. Anders teekent hij zonder zegel.
10. Wordt de provisie door den Kassier in het loos
pendesrekeningsboekje bijgeschreven, dan teekent hij
zonder zegel.
11. Wordt de provisie door den loopende rekenings
houder betaald, dan teekent de Kassier in het loopende
rekeningsboekje op zegel, zoo het bedrag grooter is,
dan tien gulden.
12. Wanneer op de loopende rekening een bedrag
aan debetsrente en een bedrag aan creditrente voors
komt, dan trekke de Kassier beide bedragen van elkans
der af. Het is dan mogelijk, dat alleen debetsrente is
bij te schrijven ofwel een bedrag aan creditrente lager
dan tien gulden overblijft, in welke beide gevallen bij
bijschrijving geen zegelrecht verschuldigd is.
13. Zoo dikwijls in het loopende rekeningsboekje
het saldo vermeld wordt, moet dc Kassier op zegel
teekenen, zoo dit saldo grooter is dan 10 gulden.
Het beste is derhalve het saldo zoo weinig mogelijk
en niet dan wanneer het onvermijdelijk is bijvoors
beeld: aan het einde des jaars te vermelden.