907 spaarboekje wordt ingetrokken, moet de kwitantie ges steld worden op de laatste bladzijde van het spaars boekje. Een afzonderlijke kwitantie is dan onnoodig. 3. Wanneer spaargelden worden overgeschreven lretzij van een depositoboekje naar een gewoon spaars boekje, hetzij van een gewoon spaarboekje naar een depositoboekje hetzij van een spaarboekje of depositoboekje naar een voorschotboekje of loopende rekeningboekje of hoe ook, dan moet de spaarder, van wiens spaarboekje (of depositoboekje) het bedrag wordt afgeboekt, een schriftelijk ongezegeld verzoek tot overschrijving inleveren, waarvan het model voorkomt in de „Mededeelingen" nr. 66 (December 1921) blz. 319. In zijn spaarboekje (depositoboekje) moet dan duis delijk worden vermeld: „Wegens overschrijving". 4. In het spaarboekje (depositoboekje) waarnaar het bedrag is overgeschreven en waarin het wordt bijs geboekt, wordt door den Kassier geteekend zonder zegel. Ook hierin moet dan duidelijk vermeld worden: „Wegens overschrijving". 5. Wanneer rente voor spaargelden (deposito) wordt bijgeschreven, moet de Kassier in het spaarboekje op zegel teekenen, indien het bedrag grooter is dan 10 gulden. Anders teekent hij zonder zegel. 6. Wanneer rente voor spaargelden wordt uitbetaald, dan moet de spaarder een kwitantie afgeven, welke op zegel door hem geteekend is, indien het bedrag groos ter is dan 10 gulden. Anders blijft de kwitantie ons gezegeld. b. Bij voorschotten. 1. Wanneer een voorschot verstrekt wordt, moet, indien geen notarieele akte wordt opgemaakt, de voors schotnemer een modelsschuldbekentenis, voorzien van een zegel van dertig cent, teekenen. 2. Wanneer een voorschotnemer voor de eerste maal een aflossing betaalt, teekent de Kassier in het voorschotboekje op zegel. Bij de volgende aflossingen op datzelfde voorschot teekent de Kassier in datzelfde voorschotboekje zonder zegel.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1924 | | pagina 3