894 de feiten kloppen met de akte, waarin de schuldenaar erkent, het volle bedrag ontvangen te hebben. De tweede is, dat men het bedrag in gedeelten uit* betaalt, maar dan ook telkens een schuldbekentenis laat teekenen van gelijke grootte als het uitbetaalde gedeelte zoolang totdat op die wijze het geheele toe* gestane voorschot is verstrekt. Bij het volgen van den eerst aangegeven weg zal der* halve de voorschotnemer meer geld opnemen dan hij op dat oogenblik noodig heeft. Het te veel kan hij op een spaarboekje bij de Boerenleenbank uitzetten, om het terug te nemen naar behoefte. Natuurlijk geldt hierbij het bezwaar, dat de schulde* naar door renteverschil eenig nadeel lijdt. Ook de tweede weg is niet geheel zonder bezwaar, omdat voor elke volgende schuldbekentenis opnieuw de onderteekening van voorschotnemer en borgen gevor* derd is en ook de bepaling omtrent de aflossing op de afzonderlijke akten mogelijk eenige moeilijkheid op* levert. Toch zal men in dergelijk geval over de bezwaren moeten heenstappen, omdat geen andere methode dan deze beide genoemde toelaatbaar is. En dan verdient o.i. de eerstgenoemde de voorkeur. Zeker is het verkeerd, te handelen zooals het hier en daar wel eens gebeurde, waar men een schuldbekentenis voor het volle bedrag liet teekenen, doch het bedrag slechts in gedeelten uitbetaalde tegen gewone kwitantie totdat aldus het geheele bedrag was opgenomen. Dit is verkeerd om verscheidene redenen. Vooreerst heeft de Boerenleenbank dan als het ware het bewijs in handen, dat de voorschotnemer tweemaal het gevraagde bedrag heeft opgenomen. Deze verklaart immers in de schuldbekentenis, het volle bedrag ontvan* gen te hebben, waardoor de schuldbekentenis een bewijs vormt van de uitbetaling van het volle bedrag. Maar bovendien verklaart de voorschotnemer nog eens in losse kwitanties, die bedragen ontvangen te hebben. Vervolgens geldt tegen de schuldbekentenis het be*

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1924 | | pagina 6