887
lucifer." Hij neemt hem op, houdt hem aan den branden*
den haard, ontsteekt het licht en gaat weg. De beide
kloosterbroeders zagen elkaar aan alsof ze zeggen wil*
den: „Bij dezen gierigaard zal voor het klooster niet
veel te halen zijn!" hoe stonden ze echter verbaasd,
toen de koopman kort daarna terugkwam met een
zwaren zak geld, waarin zich 900 franken bevonden.
„Hier is mijne gift voor het klooster" zeide hij.
Van verbazing en schaamte konden zij hunne dank*
betuigingen slechts stamelend uitbrengen. „Ah, ik be*
grijp u", zeide Pourtales, „gij kunt mijne handelwijzen
niet met elkaar overenbrengen, maar juist omdat ik-
altijd zelfs lucifers zuinig gebruikt heb, kan ik heden
dezen zak met geld aan het klooster geven."
Een ander keer zag hij, dat een van zijn bedienden
eene versleten pen wegwierp. Zijn blik getuigde dat hij
daarover niet tevreden was. De bediende dacht aan den
lucifer en trachtte tevergeefs zich te verontschuldigen.
Pourtales nam de pen zwijgend op en las verder zijn
couranten en brieven. In een van deze laatste verzocht
hem een schuldenaar uitstel van betaling voor eene
schuld van 100.000 franken, anders zou hij geruïneerd
zijn. Pourtales richtte zich nu tot den kantoorschrijver
en zeide: „Ik zal u toonen, waarvoor men die pen nog
gebruiken kan." Daarop schreef hij met deze pen een
brief, waarin hij een jaar uitstel gaf van betaling en den
schuldenaar nog meer geld ter beschikking stelde.
(Wordt vervolgd.)