824 schreven, wat steeds verklaard werd: dat wij voor de uitleening aan de Hanzebank volkomen gedekt waren en zijn, en dat wij er niet het minste aan zullen tekort komen. Wat betreft de cessies der vorderingen, wier betwis* ting destijds werd gevreesd, deze heeft niet plaats ge* vonden tot dusver, en wij hebben gegronde hoop, dat zij niet zal volgen, terwijl wij, ook wanneer toch deze betwisting nog mocht geschieden, wij niet in het minst- in het onzeker verkeeren omtrent den afoop, en te dien opzichte dan ook volkomen gerust zijn. Wij kunnen dus blijven handhaven, dat onze Bank op de uitleening aan de Hanzebank geen cent verlies zal lijden. Ik kom thans tot de verlies* en winstrekening. Ondanks de beweging en onrust, die het jaar 1923 heeft gekenmerkt en den teruggang der middelen, die daarvan 'het gevolg was, zijn de bedrijfsresultaten zeer bevredigend. Wij hadden dit jaar een koersverlies op effecten groot 233.287,03, terwijl het vorig jaar een winst daarop werd verkregen van 518.885,05. Uit de reserve voor koersverschillen groot 500.000,het vorig jaar gemaakt, kan dit Verlies worden afgeschreven. De netto winst na een reserveering op landbouwdebi* teuren van 200,000,bedraagt 317.098,74, welk be* drag het Bestuur en de Raad van Toezicht voorstellen te besteden als volgt: 317.098,74 10% Reservefonds 31.709,87 285.388,87 6% dividend 12.864.— 272.524,87 hiervan komt: 85% aan reservefonds 231.646,14 10% aan Gem. Reserve 27.252,49 5% Alg. Vergadering 13.626,24 272.524,87 Het beschikbare gedeelte uit de winst groot 13.626,24 stellen wij voor in zijn geheel uit te keeren aan de Ned.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1924 | | pagina 8